3.1 Een welvarende samenleving (1948-1978) Poort Lyceum

3.1 Nederland (1948-1978)
KA: 45, 46, 47, 48, 49
Waardoor veranderden de maatschappelijke verhoudingen in Nederland tussen 1948 en 1978?
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

3.1 Nederland (1948-1978)
KA: 45, 46, 47, 48, 49
Waardoor veranderden de maatschappelijke verhoudingen in Nederland tussen 1948 en 1978?

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen:
  • hoe de economische groei de verzorgingsstaat mogelijk maakte.
  • hoe de welvaart leidde tot maatschappelijke veranderingen.
  • wat veranderde in de positie van jongeren en vrouwen. 
  • welke emigratie en immigratie plaatsvond  

Slide 2 - Tekstslide

in de syllabus
Na de Tweede Wereldoorlog werden de verzuilde verhoudingen van voor de oorlog aanvankelijk hersteld. Nederland begon aan een snelle wederopbouw, waarbij de Marshallhulp steun bood. De Koude Oorlog en het begin van Europese samenwerking
lieten zien dat Nederland niet langer een neutraliteitspolitiek voerde.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

a. Na de WOII werden de vooroorlogse verzuilde verhoudingen hersteld. Geef met voorbeelden uit de omroep en de politiek aan wat verzuiling was.
b. Geef aan wat rooms-rode kabinetten waren en wanneer zij aan de macht waren.
c. Nederland voerde geen neutraliteitspolitiek meer. Geef daarvan twee vb.

Slide 10 - Open vraag

Van 1948 tot 1973 vonden een snelle wederopbouw en een sterke economische groei plaats in Nederland.
a Geef met een vb. aan welke economische sector het snelst groeide.
b Noem twee buitenlandse en twee binnenlandse factoren die de economische groei en de toenamen van de welvaart bevorderden.

Slide 11 - Open vraag

In de syllabus
Direct na de Tweede Wereldoorlog was er sprake van een babyboom. De natuurlijke bevolkingsgroei zette zich in de eerste decennia na de oorlog voort. In de jaren 1950 en 1960 kende Nederland een periode van economische groei en toenemende industrialisatie. Met geleide loonpolitiek stimuleerden de rooms-rode regeringen de export en de werkgelegenheid. Daarnaast profiteerde Nederland van het economisch
herstel van Duitsland en de vondst van aardgas in Groningen. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

In de syllabus
Leidend was het idee van een maakbare samenleving met meer economische gelijkheid als ideaal. Door de toenemende welvaart konden politici en sociale partners samen bouwen aan een verzorgingsstaat. Na de invoering van de AOW in 1957 werd sociale wetgeving verder uitgebreid. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

De overheid gebruikte de welvaart voor de financiering van de uitbreiding van de verzorgingsstaat.
a Geef met een voorbeeld aan wat de verzorgingsstaat is.
b Geef aan vanuit welk idee en welk ideaal de verzorgingsstaat werd uitgebreid.
c Geef aan welke rol de sociale partners hierbij hadden en waarom dan van belang was.

Slide 18 - Open vraag

Gebruik bronnen 1 en 2 (blz. 84 )
Maak met bronelementen duidelijk dat beide affiches passen bij de verzorgingsstaat.

Slide 19 - Open vraag

In de syllabus
Vanaf het begin van de jaren 1960 stegen de lonen sterk. In Nederland ontstond een consumptiemaatschappij. In veel huishoudens deden apparaten hun intrede en voor
steeds grotere groepen werd een vakantie mogelijk, ook in het buitenland. De groeiende welvaart ging hand in hand met verstedelijking en groeiende mobiliteit.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

In de syllabus
Na de jaren 1950 was er sprake van ontzuiling van het sociale en het politieke leven.
Nieuwe politieke partijen en omroepen, zoals D’66 en Veronica, kwamen op en er
ontstond een jongerencultuur. De jeugd kreeg de beschikking over meer vrije tijd en geld
en een deel van de jongeren volgde steeds langer onderwijs. Mede onder invloed van
popmuziek uit Engeland en de Verenigde Staten ontstonden er vanaf het eind van de
jaren 1950 jongerenbewegingen, zoals de nozems. In de jaren 1960 begonnen groepen
jongeren, zoals de provo’s en de hippies, zich te verzetten tegen de
consumptiemaatschappij. Zij bespotten het gezag van oudere generaties en eisten meer
inspraak.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

a Door de welvaart vonden in de jaren 1960 sociaal-culturele veranderingen plaats. Beschrijf de veranderingen wat betreft: - Koopgedrag van mensen en - hun vrijetijdsbesteding.
b Beschrijf ook de veranderingen wat betreft: - de verstedelijking en - de mobiliteit van mensen.

Slide 25 - Open vraag

Vanaf de jaren 1960 vond ontzuiling plaat. Geef met voorbeelden uit de omroep en de politiek aan wat dat inhield.

Slide 26 - Open vraag

Gebruik de tekst 'Het verhaal van Boudewijn de Groot' (blz. 76) en bron 6 (blz. 85) De liedjes van Boudewijn de Groot in de jaren 1960 kun je zien als oorzaak én als gevolg van de sociaal-culturele veranderingsprocessen in die tijd. Leg dat uit met twee voorbeelden uit de tekst en twee voorbeelden uit de bron.

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

In de syllabus
De positie van vrouwen veranderde. In 1956 kwam een einde aan de wettelijke handelingsonbekwaamheid van getrouwde vrouwen. Later streden feministes van de tweede golf, zoals Man Vrouw Maatschappij en Dolle Mina, voor gelijke rechten en kansen. De introductie en acceptatie van de anticonceptiepil, nieuwe echtscheidingswetgeving en onderwijsdeelname van meisjes zorgden voor grote, soms ook plotselinge maatschappelijke veranderingen.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Vanaf het eind van jaren 1950 ontstond een jongerencultuur.
a Noem hiervan drie oorzaken.
b Leg uit welke rol popmuziek speelde in de jongerencultuur.
c Omschrijf elk van de volgende jongerenbewegingen en noem kenmerken van hun subcultuur: - nozems, - provo's, - hippies

Slide 34 - Open vraag

Gebruik bronnen 4 en 5 (blz. 85)
Bij de emancipatie van vrouwen in Nederland gaat het om ontwikkelingen op korte en lange termijn. Licht dat toe door:
- per bron te beredeneren wanneer ongeveer in de tijd van televisie en computer deze is gemaakt. - uit te leggen bij welk kenmerkend aspect de bronnen passen en - aan de hand van een kenmerkend aspect van een vroeger tijdvak te beargumenteren dat deze ontwikkeling ook deel uitmaakt van een ontwikkeling op langere termijn.

Slide 35 - Open vraag

a Geef aan wat de wettelijke handelingsonbekwaamheid van getrouwde vrouwen inhield en wanneer deze werd afgeschaft.
b Noem twee organisaties van de tweede feministische golf.
c Noem nog drie factoren die de vrouwenemancipatie vanaf de jaren 1960 hebben bevorderd.

Slide 36 - Open vraag

Gebruik afbeeldingen 3,9 en 3,10 (blz. 75) en bron 3 (blz. 84)
Leg telkens met een beeldelement uit welke jongerenbeweging te zien is.

Slide 37 - Open vraag

In de syllabus
Begin jaren 1950 was Nederland een emigratieland van waaruit mensen naar landen als Australië, Nieuw-Zeeland en Canada trokken. De dekolonisatie van Indonesië en Suriname zorgde voor de al dan niet vrijwillige komst van groepen migranten naar ons land. Vanaf eind jaren 1960 huurden werkgevers zogenoemde gastarbeiders in, eerst uit
Zuid-Europa, later uit Turkije en Marokko, die later ook het recht kregen op
gezinshereniging.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

In de syllabus
De oliecrisis maakte in 1973 een einde aan jarenlange economische groei. Nederland kon de gevolgen daarvan nog enkele jaren opvangen. Rond 1980 was er sprake van een
economische crisis die de samenleving en de verzorgingsstaat onder druk zette.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

a Noem drie bestemmingen van Nederlandse emigranten in de jaren 1950
b Noem met betrekking tot de immigratie: - uit Indonesië een onvrijwillig migratiemotief en - uit Suriname een vrijwillig migratiemotief.
c Geef een verklaring voor: - de komst van werknemers uit Zuid-Europa, Turkije en Marokko en - hun recht op gezinshereninging.

Slide 44 - Open vraag

a Verklaar het einde van de economische groei in 1973
b Verklaar het besluit van veel werkloos geworden Turken en Marokkanen om in Nederland te blijven

Slide 45 - Open vraag

Vraag 15 (blz. 85)
Noteer de nummers van de tien feiten in volgorde van vroeger naar later.

Slide 46 - Open vraag

Na 1945 veranderde de samenstelling van de Nederlandse bevolking door migratie. Direct na de oorlog waren er weinig huizen en was er weinig werk. Hierdoor emigreerden veel Nederlanders naar landen zoals Canada, Australië en de VS.

Ondertussen kwamen Indische Nederlanders naar Nederland en later ook Molukkers en Surinamers. In de jaren 1960 kwamen gastarbeiders uit Zuid-Europa, Marokko en Turkije omdat er te weinig arbeiders waren voor de industrie.
In 1973 kwam plotseling een einde aan de economische groei. Vanwege westerse steun aan Israël verhoogden Arabische landen de prijs van hun olie waardoor de oliecrisis ontstond.

Slide 47 - Tekstslide

Begrippen uit deze les:
verzuiling: verdeling van de bevolking in levensbeschouwelijke groepen (zuilen) met eigen organisaties. 
rooms-rode kabinetten: regering met de KVP en de PvdA. 
geleide loonpolitiek: als de regering bepaalt hoe hard lonen mogen stijgen. 
verzorgingsstaat: staat die met sociale voorzieningen zorgt voor het welzijn van zijn burgers. 
sociale partners: werkgevers en werknemers. Poldermodel: overlegmodel gericht op overeenstemming en harmonie. 
ontzuiling: verdwijnen van de verzuiling.
babyboom: geboortegolf
inspraak: zeggenschap, je mening mogen geven als een besluit wordt genomen 

Slide 48 - Tekstslide

Begrippen uit deze les:
provo: jongere die zich uitdagend en speels afzet tegen bestaande gezagsverhoudingen (vanaf 1965)
nozem: stoer geklede jongere met vetkuif (vanaf 1955)
popmuziek: populaire muziek. 
hippie: jongere die zich op vredelievende en afwijkende manier afzet tegen de consumptiemaatschappij en de heersende opvattingen (vanaf 1967)
.
Handelingsonbekwaamheid: het niet mogen afsluiten van rechtsgeldige overeenkomsten.
oliecrisis: tekort aan olie die leidde tot een economische crisis (1973)



Slide 49 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 50 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je deze
les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 51 - Open vraag