MODETH CHNV L4 Scheikunde

MODETH CHNV 
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
SchoonheidsverzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

MODETH CHNV 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

     Cosmetische hand-nagel-voetbehandeling
Les 4
Scheikunde

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
  • Herhalen cosmetica

  • Moleculen en atomen
  • Elementen
  • Mineralen
  • Verbindingen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 
  • De student kent de bouw van een molecuul en atoom.
  • De student kent de elementen en symbolen.
  • De student kent de mineralen.
  • De student kent de verbindingen.

 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formatieve toets
18 maart
formatieve toets 
Cosmetische hand-nagel-voetbehandeling

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen Cosmetica

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom worden plantaardige oliën, vetten en wassen goed opgenomen door de huid?
A
Omdat deze stoffen zuren bevatten die beter doordringen in de huid.
B
Omdat deze stoffen lijken op de vetten op het huidoppervlak.
C
Omdat deze stoffen dezelfde bacteriën bevatten als die op het huidoppervlak leven.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Synthetische stoffen zijn van natuurlijke afkomst.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk type vetten zijn lichaamsvreemd?
A
minerale vetten
B
plantaardige vetten
C
dierlijke vetten

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geurstoffen beïnvloeden de werking van een cosmetisch product.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Een geurstof is een hulpstof. Geurstoffen en kleurstoffen beïnvloeden de werking van een cosmetisch product niet, maar geven het een betere geur of kleur. Conserveringsmiddelen zijn ook hulpstoffen, deze verbeteren de houdbaarheid van een product
uiterlijk verbeteren
processen in de huid beïnvloeden
stoffen binden
kleurstof
emulgator
werkstof

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van een grondstof in cosmetica?
A
zorgt ervoor dat het product opgenomen wordt door de huid.
B
zorgt dat de andere ingrediënten niet bederven.
C
draagt de werkstoffen en hulpstoffen.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stof komt 
waar vandaan?
bomen, planten of vruchten
stoffen uit de aarde
gemaakt door de mens
plantaardige stof
synthetische stof
minerale stof

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

In verzorgende producten zitten meestal plantaardige en dierlijke oliën en vetten verwerkt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

In verzorgende producten tref je meestal plantaardige en dierlijke oliën en vetten aan. Minerale oliën en vetten zitten vaak in reinigende en beschermende producten
Hulpstoffen zijn ALTIJD synthetische stoffen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Hulpstoffen kunnen zowel natuurlijk als synthetisch zijn. Een kleurstof kan bijvoorbeeld gemaakt zijn in een fabriek, zoals tartrazine, dat een gele kleur geeft. Het kan ook gemaakt zijn van natuurlijke producten, zoals de roze kleur uit rode bieten.
Hoe meer conserveringsmiddelen er in een product zitten, hoe beter dit is voor het product
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Hoe meer conserveringsmiddelen er in een product zitten, hoe minder de werkstoffen hun werk kunnen doen. 
Dit komt omdat het percentage werkstoffen dan lager is. Hierdoor kunnen deze minder hun werk doen. Er mogen daarom niet te veel conserveringsmiddelen in een product zitten. Dit is zelfs vastgelegd in de wet- en regelgeving
Scheikunde
Scheikunde

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Scheikunde
Blijvende verandering van dode stoffen.
Indeling:
  • Elementen: metalen / niet-metalen
  • Herkomst: organisch, aardbodem, synthetisch
  • Stoffen met of zonder koolstof

Slide 18 - Tekstslide

Natuurkunde gaat over tijdelijke veranderingen van dode stoffen. Bijv water wordt ijs, maar ijs kan ook weer water worden
Scheikunde gaat over blijvende veranderingen van dode stoffen. Bijv. hout verbrand er ontstaat as. As kan geen hout meer worden.
Een dode stof heeft in tegenstelling tot een levende stof geen levensverrichtingen zoals; beweging, stofwisseling, voortplanting ect.

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw stoffen
Moleculen: Kleinst deel van een stof dat nog alle oorspronkelijke eigenschappen van de stof bezit.
ElementenStoffen die niet verder ontleed kunnen worden. Deze gaan verbinding met elkaar aan.
AtomenOpgebouwd uit elementen = kleinste deel van element.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Moleculen
Kleinste deeltje van een stof die nog alle eigenschappen bezit.
Bv. suiker 

Slide 21 - Tekstslide

Een molecuul is het kleinste gedeelte van een stof dat nog alle oorspronkelijke eigenschappen van de stof bezit.
BV: je pakt een klontje suiker en breekt dit in zoveel mogelijk stukjes. Zelfs het kleinste korreltje smaakt zoet en bevat nog alle eigenschappen van suiker.
Opbouw atomen
  • Kern met protonen (positief geladen deeltjes) en neutronen
  • Schillen met negatief geladen deeltjes, electronen

Atomen kunnen elektronen opnemen of afstaan.
Neutraal, positief of negatief geladen

Slide 22 - Tekstslide

In kern: protonen (positief geladen deeltjes)
In de schillen: elektronen (negatief geladen deeltjes)
Neutraal atoom -> aantal protonen in kern gelijk kaan aantal elektronen in de schillen

Elementen
Stoffen die niet verder ontleed kunnen worden. Deze gaan verbinding met elkaar aan.
  • Ongeveer 100 elementen ontdekt.
  • Elk eigen naam en symbool
     - bijvoorbeeld ijzer (ferrum = Fe) 
  • Te verdelen in  metalen en niet-metalen.

Slide 23 - Tekstslide

Inmiddels zijn er op aarde iets meer dan 100 elementen. 
De elementen hebben elk een eigen naam en worden aangeduid met een symbool; Hoofdletter en eventueel kleine letter.
BV suiker CH2OH opgebouwd uit de elementen; koolstof ( C ), waterstof ( H ) en zuurstof ( O )



Eigenschappen 
  • Glanzend en vaste vorm
  • Hoog smeltpunt
  • Voelen koud aan
  • Zijn stroomgeleiders
  • Te vervormen door walsen en smeden




  • Calcium (Ca)
  • Kalium (K)
  • Natrium (Na)
  • Ijzer (Fe)
  • Magnesium (Mg)
  • Koper (Cu)
Metalen

Slide 24 - Tekstslide

Onmisbaar voor al het leven op aarde
Komen in ons voedsel voor
Behalve Kwik, is vloeibaar en niet vaste vorm




Eigenschappen 
  • Broos en zacht
  • Vaste vorm, vloeibare vorm of gasvormig


  • Chloor (Cl)
  • Fluor (F)
  • Fosfor (P)
  • Jodium (J)
  • Stikstof (N)
  • Waterstof (H)
  • Zuurstof (O)
  • Zwavel (S)
Niet metalen

Slide 25 - Tekstslide

Metalen komen alleen in vast vorm voor.
Niet metalen in alle drie de aggregatie toestanden.




  • Voedingsstoffen die nodig zijn om het lichaam goed te laten functioneren.
  • Kan het lichaam niet zelf aanmaken.
  • Halen we uit onze voeding.

  • Kalium 
  • Natrium 
  • Magnesium 
  • Calcium
  • Chroom
  • Koper
  • Broom
  • Fluor
  • Jodium
  • Fosfor
Mineralen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de scheikunde heb je ....
A
Geen blijvende veranderingen van levende stoffen
B
Blijvende veranderingen van levende stoffen
C
Geen blijvende veranderingen van dode stoffen
D
blijvende veranderingen van dode stoffen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Levende natuur
Tijdelijke veranderingen
Blijvende verandering dode stoffen

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het kleinste deeltje water heet een
A
atoom
B
element
C
molecuul

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van levende stoffen zijn door hun levensverrichtingen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is nu een molecuul?
A
Het kleinste deel van een stof dat nog wel de oorspronkelijke eigenschappen bevat
B
Bouwsteen van een atoom

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welk van de onderstaande afbeeldingen zie je een meervoudig molecuul?
A
B

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een atoom
A
Bouwstof van speelgoed
B
Bouwstof van een molecuul
C
Bouwstoffen van een element
D
Bouwstoffen

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

atoom
element
molecuul
kleinste deel van een stof die eigenschappen nog bezit
kleinste deel van een element
zijn niet verder ontleedbaar

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

metalen
Niet metalen
K
Cl
Na
Mg
H
Ca
C
O
P
S
Fe
N

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 

Maak opdracht 1
 Scheikunde


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbindingen

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verbinding
  • Bestaat uit meerdere soorten atomen.
  • Indeling in dode stoffen met of zonder koolstof.

Organisch: bevat koolstof.
Vaak koolwaterstofverbindingen.
Anorganisch: bevat geen koolstof 


Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organische stoffen
Door organisme gemaakt.
Bevat altijd koolstof en energie.
 
  • Eiwitten
  • Vetten
  • Koolhydraten
  • Alcohol

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten -
Proteïnen
  • Bouwstoffen voor mens en dier.
  • Bevat de 5 elementen koolstof, waterstof, zuurstof, stikstof en zwavel. 
  • Kunnen niet door de huid worden opgenomen, maar aminozuren, de kleinste deeltjes, wel. 
  • Deze worden gebruikt in cosmetische producten.

Slide 41 - Tekstslide

Aminozuren
Crèmes en masker
Vermoeide en oudere huid

Stimuleren aanmaak nieuwe cellen
 Eiwitten zijn grote, ingewikkelde moleculen waarin enkele honderden aminozuren aan elkaar zijn gekoppeld. Eiwitten zijn de bouwstoffen voor mens en dier en bevatten de vijf elementen koolstof, waterstof, zuurstof, stikstof en zwavel. In het lichaam vindt voortdurend vervanging van eiwitten plaats. Eiwitten kunnen niet door de huid worden opgenomen, maar aminozuren, de kleinste deeltjes, wel. Deze worden gebruikt in cosmetische producten die opbouw en herstel van de huid stimuleren.
Vetten - Lipiden
  • Plantaardige vetzuren
  • Dierlijke vetzuren
  • Minerale vetzuren



Slide 42 - Tekstslide

Vetten behoren tot de natuurlijke koolwaterstoffen. Zijn verbindingen van vetzuren (bv. Linolzuur) en vetalcoholen (bv ergosterol en cholersterol)
Een vet bestaat uit de elementen; koolstof, waterstof en zuurstof.
Er zijn onverzadigde, meervoudig onverzadigde en verzadigde vetzuren. (bepalend voor vaste of vloeibare vorm)


Vetten behoren tot de natuurlijke koolwaterstoffen. Het zijn verbindingen van vetzuren (bijvoorbeeld linolzuur) en vetalcoholen (bijvoorbeeld ergosterol en cholesterol). Een vet bestaat uit de elementen koolstof, waterstof en zuurstof. Er zijn onverzadigde vetzuren, meervoudig onverzadigde vetzuren en verzadigde verzuren:
Onverzadigde vetzuren hebben één dubbele binding tussen de koolstofatomen;
Meervoudig onverzadigde vetzuren hebben meerdere dubbele koolstofverbindingen;
Verzadigde vetzuren hebben alleen enkele bindingen tussen de koolstofatomen.
Er zijn plantaardige, dierlijke en minerale vetten. De hoeveelheid verzadigde of onverzadigde vetzuren bepaalt of de vetten een vaste of een vloeibare vorm hebben. Het smeltpunt wordt hoger naarmate er meer verzadigd vetzuur aanwezig is.
Plantaardige vetten bevatten doorgaans veel onverzadigde vetzuren. Ze hebben een lager smeltpunt en zijn daarom vloeibaar (oliën). De plantaardige onverzadigde vetzuren komen het meest overeen met de vetten op het huidoppervlak. Voorbeelden zijn amandelolie, avocado-olie en jojoba-olie.
Dierlijke vetten bevatten veel verzadigde vetten. Ze hebben dus een hoger smeltpunt en een vaste vorm. Voorbeelden zijn rundvet, varkensvet, wolvet en bijenwas.
Minerale vetten worden uit de aardbodem gewonnen en zijn lichaamsvreemd. Reinigingsmilks bevatten meestal minerale vetten. Voorbeelden zijn paraffine en vaseline.
Plantaardige vetten
Veel onverzadigde vetzuren
Laag smeltpunt -> vloeibaar
Bijv. amandelolie, avacoda-olie, jojoba-olie

Slide 43 - Tekstslide

Plantaardige vetzuren komen het meest overeen met de huid.
Minerale vetten worden gewonnen uit de aardbodem.

Dierlijke vetten
  • Veel verzadigde vetzuren
  • Hoog smeltpunt -> vaste vorm
  • Bijv. rundvet, varkensvet, wolvet, bijenwas


Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Minerale vetten
  • Uit aardbodem
       Bijv. paraffine, vaseline -> milk

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





  • Bevat geen koolstof
  • Komt voor in niet levende natuur, dus bevat weinig energie

  • Ozon
  • Zuurstofgas
  • Waterstofgas
  • Water
  • Keukenzout
  • Soda
  • Kooldioxide (uitzondering, bevat wel koolstof)
  • Koolmonoxide (uitzondering, bevat wel koolstof)
Anorganische stoffen 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een verbinding?
A
twee of meer stoffen die één nieuwe stof vormen
B
Een losse element

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stoffen zijn organisch?
A
Koolhydraten en vetten
B
Koolzuurgas en vetten
C
Koolzuurgas en water

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn organische verbindingen?
Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Alcoholen
B
Eitwitten
C
Kooldioxide
D
Sacchariden

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn anorganische verbindingen?
Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Lipiden
B
Koolmonoxide
C
Proteinen
D
Water

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Organische stoffen
Anorganische stoffen
alcohol
Soda
Ozon
Eiwit

Slide 51 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 
Opdracht 2
Forms Scheikunde 

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week herhalen scheikunde 

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies