Inleiding logistieke en facilitaire werkzaamheden

Start les profiel ABS
Week: 2

School: Business & Retail
Crebo: 25724 - Assistant Business Services
Leerweg: BOL & BBL & GIT
Kerntaak: P1-K1 Verricht ondersteunende werkzaamheden in de zakelijke dienstverlening


Docent: dhr. R. Dewkali
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Start les profiel ABS
Week: 2

School: Business & Retail
Crebo: 25724 - Assistant Business Services
Leerweg: BOL & BBL & GIT
Kerntaak: P1-K1 Verricht ondersteunende werkzaamheden in de zakelijke dienstverlening


Docent: dhr. R. Dewkali

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij Business Services
Welkom bij
Business Services

Slide 2 - Tekstslide

PLANNING
  • Terugblik
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Aan het werk
  • Lesafsluiting
AFSPRAKEN
  1. Je bent op tijd in de les.
  2. Je neemt een eigen device mee naar mijn les.
  3. Je maakt opdrachten en levert deze op tijd in.
  4. Jas uit, pet/muts etc. af.
  5. In het lokaal mag je alleen water drinken, niet eten.
  6. Telefoons op zacht en in je tas (niet in je zak).

Slide 3 - Tekstslide

LESDOELEN
Aan het einde van deze les weet je meer over...
  1. facilitaire werkzaamheden;
  2. logistieke werkzaamheden.

Slide 4 - Tekstslide

Diensten
Diensten zijn niet tastbaar, dus niet op voorraad produceren. Consumptie (gebruik) en productie (dienstverlening) vinden op hetzelfde moment plaats.
  • vergaderservice
  • kopieerservice
  • schoonmaakservice
  • catering
  • intern transport

Slide 5 - Tekstslide

Goederen
Goederen zijn tastbaar, voorraad nodig, eetbaar en niet eetbaar.

Voorbeelden voeding
  • koffie- en theebenodigdheden
  • soepen
  • broodjes
  • beleg
  • snacks
  • zuivel
  • diverse dranken

Voorbeelden geen voeding
  • kantoorbenodigdheden
  • papieren servetten
  • schoonmaakmaterialen
  • lampen
  • toners voor printers

Slide 6 - Tekstslide

Facilitaire werkzaamheden
Werkzaamheden die ervoor zorgen dat anderen hun werk goed en snel kunnen uitvoeren.
  • klaarzetten van vergader- en eventruimten;
  • zorgen voor catering tijdens
  • vergaderingen en events;
  • uitvoeren van eenvoudige onderhouds- en herstelwerkzaamheden;
  • melden van storingen en onderhoud;
  • collega’s helpen met ICT-oplossingen;
  • helpen met interne verhuizingen;
  • hulp bieden bij onveilige situaties;
  • ondersteuning bieden bij onderhoud en schoonmaak.

Slide 7 - Tekstslide

Facilitaire meldingen
  • Grote bedrijven                               via FMIS-software (online);
  • Kleine/middelgrote bedrijven          meldings-/telefoonnotitieformulier;
  • Problemen aangeven en vragen naar oplossingen.
Facility Management Information Systeem
Eén systeem waar alle meldingen verzameld en aangestuurd worden.

Slide 8 - Tekstslide

Facilitaire meldingen

Slide 9 - Tekstslide

Logistieke werkzaamheden
Werkzaamheden die betrekking hebben op de ontvangst, opslag en/of verzending van brieven, pakketten en goederen.


  • brief- en pakkettenverzorging;
  • keuken- en kantinevoorraad;
  • kantoorvoorraad.
Brieven door brievenbus en pakketten worden bezorgd.
Koffiebonen, theezakjes, melk. suiker, koekjes, fruit, drank, soepen.
Schrijfblokken, papier, nietjes, plakband, enveloppen, postzegels, mapjes, hoesjes, stiften.

Slide 10 - Tekstslide

Logistieke werkzaamheden
Werkzaamheden
  • inventariseren van aanwezige voorraad;
  • vaststellen van tekorten;
  • bestellen van voorraad;
  • ontvangen van binnengekomen zendingen;
  • controleren van binnengekomen zendingen;
  • melden als problemen bij het ontvangen zijn;
  • ontvangen zendingen opslaan of afgeven.

Kwaliteit
Zijn het wel de juiste producten?
Kwantiteit
Zijn het wel de juiste hoeveelheid producten?

Slide 11 - Tekstslide

Onderdelen goederenstroom
  1. Inventariseren
  2. Bestellen
  3. Ontvangen
  4. Opslag
  5. Uitgifte
  6. Verwerken van goederen en/of 
  7. Verzenden van goederen


Slide 12 - Tekstslide

Inventariseren van voorraad
Redenen voor een maximumvoorraad
  • ruimtegebrek te voorkomen;
  • bederf te voorkomen;
  • veroudering te voorkomen;
  • eventuele breuk en lekkage (diefstal) zo veel mogelijk te voorkomen;
  • renteverlies te voorkomen.

Tellen voorraad           ‘balansen’

Verschil in voorraad: Fouten in de boekhouding, derving, verkeerd tellen.


Minimumvoorraad is het hoeveel artikelen er minimaal opgeslagen moeten zijn in het magazijn. Dit is de ondergrens.

Maximumvoorraad is het hoeveel artikelen er maximaal opgeslagen kunnen worden in het magazijn.

Slide 13 - Tekstslide

Inventariseren van voorraad
Controleren van voorraad           voorraad kost geld!

Fouten ontstaan onder andere door
  • niet registreren van uitgegeven goederen;
  • onjuist registreren van uitgegeven goederen;
  • niet terugboeken van retourzendingen.




Slide 14 - Tekstslide

Bestellen van goederen
  • onder de minimumvoorraad;
  • verschil kopen en bestellen;
  • benodigde voorraden doorgeven;
  • vaste leverancier;
  • groothandels;
  • bestellijst.

Slide 15 - Tekstslide

Ontvangen van goederen
  • vrachtbon / vrachtbrief;
  • controle           kwaliteit / kwantiteit;
  • afwijkingen noteren in logboek (voorraadboek);
  • manco (wel op de pakbon, maar niet geleverd);
  • emballage (statiegeld)           creditnota


Slide 16 - Tekstslide

Opslag van goederen
  • magazijn, koeling, vriezer
  • fifo: first in, first out
  • lifo: last in, first out

Plaatsingssystemen
  1. Vast: Goederen hebben een vaste plaats in het magazijn, zodat deze makkelijk en snel terug te vinden zijn.
  2. Vrij: Goederen kunnen op elke willekeurige plaats in het magazijn worden opgeslagen. De beschikbare ruimte wordt zo optimaal benut.

Slide 17 - Tekstslide

Uitgifte van goederen
Uitgifte
Goederen uit het magazijn die gebruikt worden voor kantoor- en kantinewerkzaamheden.

  • interne uitgifte
  • externe uitgifte
  • interne bestelbon
  • externe bestelbon

Slide 18 - Tekstslide

Welke uitspraak over goederen is waar?
A
Goederen zijn tastbaar, maar kunnen niet worden klaargezet.
B
Goederen zijn niet tastbaar en kunnen niet worden klaargezet.
C
Goederen zijn wel tastbaar en kunnen wel in de voorraad zitten.
D
Goederen zijn wel tastbaar, maar kunnen niet in de voorraad zitten.

Slide 19 - Quizvraag

Welke taken horen bij facilitaire werkzaamheden?
A
Eenvoudig onderhoud
B
Kosten/baten berekenen
C
Mensen fouilleren
D
Verzuim controleren

Slide 20 - Quizvraag

In welke soort bedrijven wordt het Facility Management Information System vaak gebruikt?
A
Alleen grote bedrijven.
B
Alleen middelgrote bedrijven.
C
Alleen kleine en middelgrote bedrijven.
D
Kleine, middelgrote en grote bedrijven.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een onderdeel van het controleren van de kwantiteit?
A
Controleren of de juiste producten geleverd zijn.
B
Controleren of geen beschadigde producten zijn geleverd.
C
Controleren of geen bedorven producten zijn geleverd.
D
Controleren of het juist aantal producten is geleverd.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de volgende stap na ‘bestellen’ in de goederenstroom?
A
Inventariseren
B
Ontvangen
C
Opslag
D
Uitgifte

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer gaat een werknemer ‘balansen’?
A
Als er klanten zijn.
B
Bij de voorraadtelling.
C
Tijdens een sollicitatie.
D
Tijdens de pauze.

Slide 24 - Quizvraag

Waarom wordt een minimumvoorraad ingesteld?
A
Eventuele breuk en lekkage kunnen voorkomen.
B
Om gebrek aan ruimte te kunnen voorkomen.
C
Zodat er nooit niks van het product aanwezig is.
D
Zodat er weinig bedorven producten aanwezig zijn.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is hetzelfde als ‘emballage’?
A
Ballast
B
Emblemen
C
Statiegeld
D
Ballotage

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een voordeel van een vrij plaatsingssysteem?
A
Beschikbare ruimte wordt optimaal benut.
B
Er is nog genoeg ruimte over in het magazijn.
C
Niks kan zomaar over de datum gaan.
D
Producten zijn makkelijk terug te vinden.

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de voornaamste functie van producten die intern worden uitgegeven?
A
Consumptie van klanten
B
Exporteren naar klanten
C
Kantoorwerkzaamheden
D
Marktanalyse uitvoeren

Slide 28 - Quizvraag

Waar is de ARBOwet een afkorting van?
A
Arbeidsomstandighedenwet
B
Arbeidsontwikkelingswet
C
Arbeidsoriëntatiewet
D
Arbeidsongevallenwet

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide