Hoofdstuk 7 les 2 en 3

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vak: Rekenen
Hoofdstuk: 7.2 & 7.3
1.
Lesopening
2. 
Lesdoel
3. 
Instructie
4. 
Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen vorige les:
Aan het einde van de les:
- Kun je een verhouding als breuk opschrijven. 
- Kun je met een verhouding uitrekenen welke hoeveelheid bij een deel hoort.
- Kun je met een verhouding het totaal berekenen. 

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen deze les:
Aan het einde van de les:
  • weet je wat verhoudingen zijn?
  • weet je hoe je verhoudingen moet verkleinen?
  • weet je hoe je een verhoudingstabel gebruikt om een verhouding te verkleinen/vergroten
  • kun je een verhouding als breuk opschrijven
  • kun je een deel en het totaal van een verhouding berekenen
  • Kun je met een verhouding het totaal berekenen. 
  • Kun je een verhouding vereenvoudigen;
  • Kun je het totaal van een verhouding uitrekenen

Slide 4 - Tekstslide

Verkleinen
Je kunt de getallen in een verhouding verkleinen

Je deelt dan beide getallen in de verhouding door hetzelfde getal. 

De verhouding tussen de twee getallen blijft steeds hetzelfde.
Wat betaal je voor 5 kaartjes?

Slide 5 - Tekstslide

Verhoudingstabel blz. 157
Bij het vergroten of verkleinen van de getallen in een verhouding gebruik je een verhoudingstabel gebruiken. Je schrijft de getallen uit de verhouding boven elkaar in een kolom van de verhoudingstabel.

 

Je kunt de getallen in de verhouding vergroten door ze allebei met hetzelfde getal te vermenigvuldigen. Je kunt de getallen in de verhouding verkleinen door ze allebei door hetzelfde getal te delen.

Slide 6 - Tekstslide

7.2 verhoudingen en breuken
Een verhouding kan een verband aangeven tussen de totale hoeveelheid en een gedeelte daarvan. Je kunt deze verhoudingen als breuk opschrijven. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen
Wat is de verhouding tussen het aantal blauwe paaseitjes en het totaal aantal paaseitjes. 

3 van de 12 paaseitjes zijn blauw
 

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld
Je kunt met een verhouding uitrekenen welke hoeveelheid bij een deel hoort.
Bijvoorbeeld:  

In een vaas staan 60 tulpen. 
1 op de 3 tulpen in de vaas is blauw. 
Hoeveel blauwe tulpen staan er in de vaas?              blz. 163

Slide 11 - Tekstslide

Stap 1
Schrijf de verhouding als breuk:

1 op de 3 tulpen is blauw
1/3 van de tulpen is blauw

Slide 12 - Tekstslide

Stap 2
Reken de gevraagde hoeveelheid uit:
1/3 van 60 = 60:3 = 20 

Er staan 20 blauwe tulpen in de vaas. 

Slide 13 - Tekstslide

Het berekenen van het totaal
1 op de 5 lampionnen in een boom is geel. 
Er hangen 4 gele lampionnen in de boom. 
Hoeveel lampionnen hangen er in totaal in de boom? 
 

blz. 166

Slide 14 - Tekstslide

Stap 1
Reken de gevraagde hoeveelheid uit. 

1/5 van de lampionnen is gelijk aan 4 lampionnen. 
5/5 van de lampionnen is gelijk aan 5x 4 = 20 lampionnen

Er hangen in totaal 20 lampionnen in de boom. 

Slide 15 - Tekstslide

Stap 2
Schrijf de verhouding als breuk. 
1 op de 5 lampionnen is geel. 
1/5 van de lampionnen is geel. 

Slide 16 - Tekstslide

7.3 verhoudingen vereenvoudigen 
Blz. 169
Je kunt een verhouding vereenvoudigen. Je verkleint de getallen in de verhouding dan zo ver mogelijk. 

Voorbeeld: 4 op de 10 Nederlanders wonen in een huurhuis
Vereenvoudig deze verhouding zo ver mogelijk...

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld 
Stap 1: Schrijf de verhouding op als breuk


Stap 2: vereenvoudig de breuk               :2  =  

Stap 3: Schrijf de breuk op als verhouding: 2 op de 5 Nederlanders wonen in een huurhuis.         

104
104
52

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak opdracht 5 t/m 16
We bespreken de opdrachten over 25 minuten 


Slide 19 - Tekstslide