Grammatica H4

Grammatica H4

Nieuw Nederlands 5de editie

3havo

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica H4

Nieuw Nederlands 5de editie

3havo

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen Grammatica H3 en H4
  1. Zinsdeelzinnen
  2. Werkwoorden in samengestelde zinnen
  3. Bijvoeglijke bijzin
  4. Betrekkelijk voornaamwoord
        
          
    Dit wordt getoond in de gedeelde les die leerlingen zelfstandig kunnen doen.
            
          
       

   
     
       
          Differentiëer
       
     
     

       
         
            Differentiëer
         
         
         

         
            Instellingen
         
       
     
   


   
   
 
   
   
   

   
   
   
     
       
       
     
   
 

   
   

   
   
     
       Het schrijven van getallen
     
   

   
   
      In teksten schrijf je getallen soms in cijfers en soms in letters. De regels die je daarbij moet hanteren zijn helder, maar het zijn er veel. Leer ze niet allemaal uit je hoofd, maar probeer een logica te vinden. Twijfel je bij het schrijven van een officieel document: zoek de regel dan op!
   

 
 
 
   
     
       
       
       
 
   
   
    Slide
 
 
       
       
     
   
 
   
   
   
   
   
   
 
 

Aa

Slide 2 - Tekstslide

Bestudeer nu de theorie bij Grammatica zinsdelen H4

Slide 3 - Tekstslide

1a. Bijvoeglijke bijzinnen

Een bijvoeglijke bijzin is geen zinsdeel. Het is een stuk van een zinsdeel en het zegt iets over een kernwoord. Dat kernwoord is meestal een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord. Een bijvoeglijke bijzin begint altijd met het betrekkelijk voornaamwoord die of dat.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Skatend op het schoolplein kwam Henry ten val.
A
Dit is één hoofdzin.
B
Dit is een hoofdzin en een hoofdzin.
C
Dit is een bijzin en een hoofdzin.
D
Dit is een hoofdzin en een bijzin.

Slide 6 - Quizvraag

Skatend op het schoolplein kwam Henry ten val.
A
Henry is het onderwerp van de hoofdzin.
B
Henry is het onderwerp van de bijzin.
C
Henry is het onderwerp van hoofd- en bijzin.
D
Henry is geen onderwerp.

Slide 7 - Quizvraag

Maak van de beknopte bijzin een normale bijzin: Skatend op het schoolplein kwam Henry ten val.

Slide 8 - Open vraag

Aan het werk
  • Maak opdracht 'Extra' van Grammatica zinsdelen H4.
  • <75%? Maak opdracht 'Test' van Grammatica zinsdelen H4.

Slide 9 - Tekstslide

Bestudeer nu de theorie bij Grammatica woordsoorten H4

Slide 10 - Tekstslide

4. Betrekkelijk voornaamwoord

Een bijvoeglijke bijzin begint altijd met het betrekkelijk voornaamwoord die of dat. De woorden die of dat kunnen ook aanwijzend voornaamwoorden zijn. Kijk daarom goed wat de functie van het woord is in de zin! 

Slide 11 - Tekstslide

De jongen die daar loopt heeft aan dat meisje verkering gevraagd.
A
die = aanw.vnw dat = aanw.vnw
B
die = aanw.vnw dat = betr.vnw
C
die = betr.vnw dat = betr.vnw
D
die = betr.vnw dat = aanw.vnw

Slide 12 - Quizvraag

Aan het werk
  • Maak opdracht 'Extra' van Grammatica woordsoorten H4.
  • <75%: Maak opdracht 'Test' van Grammatica woordsoorten H4.

Slide 13 - Tekstslide