Samenvatting Hofcultuur H5

Hofcultuur Samenvatting 

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hofcultuur Samenvatting 

Slide 1 - Tekstslide

Geestelijke hoven
Wereldlijke hoven 
(hier zie je het of van Lodewijk de XIVe. Let op hoe iedereen moet staan, op 1 hoge geestelijke na) 

Slide 2 - Tekstslide

Wereldlijke hoven
De adel bezat grond, dat zij lieten beheren door leenheren. Op de grond werkten boeren die een deel van de oogst moesten afstaan. Zo kon de adel leven zonder daadwerkelijk te hoeven werken. 

De verschillende vorsten hadden zo veel bezit en ook veel macht. De grootste hofculturen zijn er geweest in Italie en Frankrijk

(Afbeelding: Hof v.d. Medici in Florence)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Lodewijk de XIVe
Lodewijk de XIVe was een absoluut vorst in Frankrijk in de 16e eeuw. Absoluut wil zeggen dat hij alle macht had, hij stond boven alles en iedereen. De katholieke kerk, o.l.v. de paus had in theorie de macht, maar feitelijk neemt de koning alle beslissingen. De absolute koning legitimeert zich, door te zeggen dat hij door God is aangesteld. 

Lodewijk XIVe werd ook de zonnekoning genoemd. Dit is omdat hij zichzelf graag vergeleek met Apollo, de Griekse zonnegod. 
Uit dit alles blijkt dat Lodewijk de XIVe zich telkens weer vergelijkt met de God van de Christenen of Goden uit de Klassieke oudheid. 

Slide 5 - Tekstslide

Versailles was een bijzonder hof. Lodewijk de XIVe merkte dat alle adel, verspreid over Frankrijk teveel eigen macht kregen. Om de hele franse adel in zijn macht te hebben, zorgde hij dat alle adel bij Parijs in Versailles kwam wonen. Versailles was een enorm paleis, met een grote hofhouding en er moest ook kunst en vermaak zijn, om de adel te vermaken en bezig te houden. Op deze manier was Lodewijk de XIVe kon hij de hele adel in zijn macht houden. 

Slide 6 - Tekstslide

Hofkunstenaars
In dienst van de hoven waren meerdere hofkunstenaars. Dit konden hofcomponisten zijn, kunstschilders, schrijvers, dichters, architecten, of toneelschrijvers. (ook wetenschappers waren verbonden aan hoven)

Iemand die een kunstenaar structureel geld of verblijf aanbiedt wordt ook wel een Mecenas genoemd. Veel mensen van adel waren dus mecenas. Dankzij dit mecenaat konden deze kunstenaars alle tijd besteden aan het maken van hun kunsten. Maar zij waren niet geheel vrij om te maken wat ze wilden: zij werkten in opdracht van de vorst. 

Op de afbeelding zie je Jean Baptiste Lully. Hij was een briljante componist, en hij was aangesteld door Lodewijk de XIVe

Slide 7 - Tekstslide

Hofschilder
Dit schilderij is van een hofschilder uit Oostenrijk, Jacob Seisenegger. 

Seisenegger schilderde hier Keizer Karel de 5e, zijn mecenas. 
Je ziet hier dat hij een meesterschilder was. Met veel detail, een goed kloppende anatomie en met een perfecte stofuitdrukking lijkt dit schilderij levensecht. 



Om iemand ten voeten uit te schilderen, dat kostte heel veel tijd en dus geld. Daarom werden vaak alleen vorsten ten voeten uit geschilderd. 

Slide 8 - Tekstslide

Propaganda. Om de macht van een hof in het land zelf en heel Europa te versterken, gaven vorsten en keizers opdrachten voor propaganda. Om de vorst in een goed daglicht te stellen werden er geidealiseerde portretten geschilderd, maar ook schilderijen van politieke successen en gewonnen slagen. Pure propaganda zodat iedereen weet: dit is een machtige vorst, hij ziet er prachtig uit, hij bezit alle rijkdom, is zeer moedig en wint iedere oorlog. 

Slide 9 - Tekstslide

We gaan nu eens analyseren waarom dit schilderij geschikt is voor propaganda. Ken je de vormgevingsaspecten nog?

Slide 10 - Tekstslide

Welke aspecten van de vormgeving ken je nog?

Slide 11 - Woordweb

Noem 2 aspecten van de vormgeving, en geef vervolgens aan waarom die zorgen dat het goed is voor propagandakunst?

Slide 12 - Open vraag

Waar kijk je naar als je een vraag krijgt over de 'voorstelling' van een kunstwerk?
A
Naar de mening die de kunstenaar wil overbrengen
B
Naar het Wie, Wat en Waar. Dus het verhaal van het kunstwerk.
C
Naar de functie van het kunstwerk
D
Naar de vormgeving van het kunstwerk

Slide 13 - Quizvraag

Etiquette aan het hof van Versailles
Er waren in Paleis Versailles een extreme hoeveelheid etiquette regels, voor begroeten, eten en zelfs waar je wel en niet mocht zitten.  Iedereen moest zich daaraan houden. Zo mocht niemand in het bijzijn van Lodewijk de XIVe zitten en begroette men hem met een buiging. 

Door de etiquette werd de adel die in Versailles woonde bezig gehouden. Ook gaf het natuurlijk status, als iedereen zich heel beschaafd gedraagt dan geeft dat een status aan de keizer of vorst. Ook hield Lodewijk de XIVe zijn adel zo 'onder de duim'. Ze werden zo getraind om braaf en volgzaam te zijn, zich nooit te vrij te voelen. Zo probeerde hij te voorkomen dat ze in opstand kwamen! 

Slide 14 - Tekstslide

Niemand mocht normaal gesproken in het bijzijn van Lodewijk de XIVe zitten. Bij uitzondering mocht een belangrijk persoon wel gaan zitten, om te kijken hoe Lodewijk aan het eten is. Hier mag Moliere lekker toekijken vanaf een stoel. Moliere was een beroemde toneelschrijver aan het Franse hof. 

Slide 15 - Tekstslide

Humanisme: de mens staat centraal
In de filosofie van de humanisten staat de mens centraal. Er was belangstelling voor de klassieken, maar men was wel gelovig.  De Renaissance mens beschouwt zichzelf als de schepping van God. Hij gelooft dat hij is geschapen naar Gods evenbeeld. Mensen hebben in de humanistische visie de belangrijkste rol binnen Gods schepping. 
Dit is anders als in de middeleeuwen. Toen was God een strenge rechter, een alleswetende macht die alles kon beïnvloeden. 

Slide 16 - Tekstslide

Anatomie
In middeleeuwse kunst draaide bijna elk kunstwerk om bijbelverhalen, waarin Jezus, Maria of andere heiligen een rol speelden. 
In de renaissance kunst kreeg men interesse voor de mens en ook voor de bouw van de mens. 

Leonardo da Vinci bestudeerde lijken om te weten hoe een mens in elkaar zat en maakte tekeningen van de anatomie van de mens. Kennis van  anatomie was belangrijk voor een renaissance kunstenaar.

Slide 17 - Tekstslide

Mens staat centraal
God staat in het humanisme voor een soort abstract idee: het volmaakte, de perfectie. En deze perfectie dachten de humanisten terug te vinden in de natuur (mens, plant en dier) en vervolgens ontdekten zij hierin in de geometrie: de volmaakte vormen van bijvoorbeeld een cirkel, een vierkant, een bol of een kubus. Deze vormen zijn volmaakt. 

In het humanisme staan o.a. verdraagzaamheid, harmonie en naastenliefde centraal. De mens staat centraal. Verder komt er in de Renaissance nog een bewustzijn op ten aanzien van het individu, de persoon (= individualisme). Dit individualisme is een belangrijk gegeven in de maatschappij en in de kunst en cultuur. Streven naar roem, het willen uittorenen boven anderen, de geniale kunstenaar: deze ideeën zouden in de Middeleeuwen ondenkbaar geweest zijn. 

Slide 18 - Tekstslide



Leonardo da Vinci onderzocht de menselijke ideale verhoudingen en keek of ze overeenkomsten hadden met geometrische vormen

Slide 19 - Tekstslide

Gulden Snede
De gulden snede is een verhouding die de wetenschapper Fibonnaci ontdekte in de natuur. In de partjes van een appel, in de hoeveelheid blaadjes van een bloem of in de  vorm van slakkenhuizen. De verhoudingen die telkens terugkomen, noemen we de gulden snede. Deze gulden snede werd in de renaissance ook weergevonden in de verhoudingen van de mens, en ook gebruikt in de architectuur en kunst. Dus hier komen de kennis van meetkunde en kunst samen!

Slide 20 - Tekstslide

Nieuwe kunstenaars
In de middeleeuwen werd een kunstenaar gezien als een ambachtsman. Iemand die goed kon tekenen of schilderen, of muziek kon maken. Dit kon de kunstenaar dan door de ingevingen van God. Daarom zette een middeleeuwse kunstenaar nooit zijn of haar naam onder een kunstwerk. 

Vanaf de renaissance werd dat anders. Kunstenaars werden niet alleen maar gezien als ambachtslieden, maar ook als wetenschappers, intellectuelen. Want dacht men: je moet heel veel kennis hebben van meetkunde, klassieke talen, anatomie, natuurwetenschap etc. De kunstenaars ondertekenden hun werk nu ook met hun eigen naam. ook schilderde de kunstenaar zichzelf soms in de schilderijen. Zo konden zij dus ook beroemd worden en kregen zij een hogere status. 

Slide 21 - Tekstslide

               Homo universalis
De Renaissancemens moest universeel zijn: l'Uomo universale ( = de universele mens). Het beste voorbeeld van zo'n universele, geniale alleskunner is: Leonardo da Vinci, hij was musicus, schrijver, schilder, architect, bioloog enz. Dit was het ideaal van de Renaissance
mens / kunstenaar. Ook ten aanzien van hoveling waren er idealen. Deze zijn door Baldassare Castiglione op schrift gezet in het boek 'il cortegiano' (de hoveling). Hierin beschrijft
Castiglione de ideale bezigheden van de edelman en edelvrouw. Naast de etiquette regels gaat dat boek ook over kennis en kunde die de adel zou moeten hebben.  

Slide 22 - Tekstslide

Wetenschap
De mens in de Renaissance is zich bewust van zijn mogelijkheden om de wereld te veranderen. Dit heeft tot gevolg dat wetenschap, techniek, kunst en cultuur snel tot ontwikkeling komen. In de kloosters, ook in Italië, waren er universiteiten opgekomen. Op deze universiteiten gaat men zich steeds meer bezig houden met wetenschap, naar
aanleiding van de wetenschappelijke gegevens die via de kruistochten overgebracht zijn uit het verre oosten en Noord-Afrika. 

Men gaat steeds meer op zoek naar nieuwe wetenschappelijke inzichten. Dit past in het tijdsbeeld: in deze tijd ontstaan de eerste ontdekkingsreizen, waardoor men nieuwe werelden verkent

Slide 23 - Tekstslide

Fresco (muurschildering) van Rafaël Santi (1509): de school van Athene. Geschilderd voor de appartementen van Paus Julius II. 
De schilder werkt met veel diepte en ruimtelijk perspectief
Koepels en bogen, uit welke cultuur kennen we deze vooral?
We zien hier Plato en Aristoteles, twee belangrijke Griekse filosofen. Plato, de linker, heeft de gelaatstrekken van Leonardo da Vinci. 
Zie je hoe elke persoon op dit schilderij als individu is afgebeeld? Ze zijn allemaal bezig met iets dat voor hen belangrijk is. En zie je hoe nauwkeurig de schilder heeft gelet op de menselijke vorm (anatomie)?

Slide 24 - Tekstslide

Architectuur Renaissance

Slide 25 - Tekstslide

Villa capra detta rotonda - Palladio

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Welke kenmerken van de renaissance bouw zie jij in dit gebouw? Noem er ten minste 2.

Slide 30 - Open vraag

Koepelbouw (Romeinse bouwkunst
architraaf
Standbeelden 
Timpaan
Zuilen
Symmetrie / harmonie

Slide 31 - Tekstslide

Tuinen
Ook de tuinen passen in dit grootse geheel. In deze tuinen zijn de perken en paden en fonteinen in geometrische
vormen aangelegd. Vijvers zijn opgesierd met fonteinen. De fonteinen zijn opgebouwd uit beelden die vaak naar de
klassieke mythologie verwijzen. 

Door een symmetrisch geordende tuin, laat de eigenaar van de tuin zien dat hij orde kan scheppen in de chaos van de natuur. Drinkwater is geen vanzelfsprekend bezit in de renaissance. Dus de fonteinen laten zien hoe rijk je bent. 

De tuinen zijn plekken voor de hovelingen om elkaar te ontmoeten, om te laten zien hoe rijk je was en wat je status was. 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Wat was de functie van de hoffeesten? 

Een koning of keizer of andere hoge adel, wilde met de grote festiviteiten vooral zijn of haar goede status behouden. Het was belangrijk om te imponeren, met bijzondere optochten, vuurwerk,  grote banketten met daarbij dans en toneelstukken. Alle adel was erbij, ook van andere vorstenhuizen waren er mensen uitgenodigd.

Omdat de hofhouding en ook de hofkunstenaars betaald moesten worden, was het een duur spektakel. 

Slide 35 - Tekstslide

Toneel
In de paleizen van het hof was een apart theater gebouwd, met een echt toneel. Het waren stukken met veel decor, mooie kostuums en ook spektakel. Soms was dat vuur, of er kwam via een machine een Engel neergedaald. 

Qua voorstelling: 
Ze speelden in Frankrijk en Italië veelal tragedies, komedies of satirestukken. Dit zijn vormen van toneel die de Grieken en Romeinen ook gebruikten. 

Slide 36 - Tekstslide

Commedia del'arte:
improvisatie - vaste rollentypes en verhaallijn - verhalen vaak actueel.

Slide 37 - Tekstslide

Commedia del'arte
De vaste rollen hadden elk hun eigen maskers, bewegingspatronen, karakters. 

Een acteur speelde vaak jarenlang dezelfde rol, zodat hij of zij daar heel bedreven in werd

Voorbeelden: Pantalone- een oude vrek, die altijd op geld uit is (rechtsboven). Of Il Capitano. Een voormalige kapitein uit het leger. Een macho man,  die altijd sterke verhalen heeft die vaak niet helemaal kloppen. 

Slide 38 - Tekstslide

Dans 
Aan het hof was dans belangrijk, voor vermaak, sociale contacten (potentiele huwelijks partner) en ook om te kunnen laten zien hoe beschaafd je kon bewegen. 

We onderscheiden grofweg deze drie vormen van dans: 

  • Hofdans, 
  • Figuurdans 
  • Verhalend ballet

Slide 39 - Tekstslide

Hofdans

Slide 40 - Tekstslide

Figuurdans choreografie
Symmetrische figuren in de ruimte
Figuurdans

Slide 41 - Tekstslide

Hofballet
Dit waren verhalende balletten, met een doorlopende verhaallijn en samenhang. Deze opbouw noemen we ook wel aristotelisch en dit was in de tijd van de hofcultuur nieuw. Muziek, dans en toneel werden samengevoegd. 

Bij deze balletten dansen zowel de adel als ook professionele dansers. De adel droeg de mooiste kostuums. 
Ook in deze verhalen kwamen Romeinse of Griekse mythes/goden naar voren. 

Slide 42 - Tekstslide

Vorm van de hofballetten
De hofballetten duurden vaak lang, soms wel 5 uur. Er was één rode draad, met een spanningsopbouw.  Zoals de oude Grieken dat ook deden. Aristoteles had hierover geschreven in de oudheid. 

Er zat dus theater, dans, muziek in een hofballet en soms ook optochten. 

De hovelingen dansten grote rollen met prachtige kostuums, maar ook professionele dansers deden mee, voor fysiek moeilijke rollen.

Slide 43 - Tekstslide

De academies 
 Lodewijk de XIVe  vond kunst heel belangrijk en hij lied verschillende academies oprichten: 
Academies voor beeldende kunst  /   Academies voor dans  /   Academisch voor muziek.

Dit had voordelen: 
1: Het niveau van de kunsten in Frankrijk werd zo steeds hoger, want de hiërarchie en selectie was groot
2: De academies waren overheidsinstellingen die konden bepalen wat er werd geschilderd, bijvoorbeeld meer propaganda. Dit vergrootte dan weer de macht van de koning. 
3: Op zo'n academie was een strenge hiërarchie en concurrentie, waardoor de kunstenaars elkaars niveau omhoog brachten. 
4: Alle leerlingen op de academie leerden dezelfde regels en technieken. Daardoor ontstond een duidelijk herkenbare stijl die in heel het koninkrijk te herkennen viel.

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide