Goedgebekt deel 1 taak 1 t/m 5

Goedgebekt deel 1 taak 1 t/m 5
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Goedgebekt deel 1 taak 1 t/m 5

Slide 1 - Tekstslide

Een strafbaar feit.
A
averij
B
attitude
C
telepathie
D
delict

Slide 2 - Quizvraag

Een prijsopgave
A
offerte
B
supplement
C
circulaire
D
collage

Slide 3 - Quizvraag

Een aanvulling bij bv. een boek
A
circulaire
B
offerte
C
supplement
D
collage

Slide 4 - Quizvraag

Schade aan een schip
A
delict
B
averij
C
rataplan
D
cliché

Slide 5 - Quizvraag

Een rondschrijven, een rondzendbrief
A
circulaire
B
collage
C
offerte
D
averij

Slide 6 - Quizvraag

Allerlei ongeordende spullen
A
circulaire
B
averij
C
rataplan
D
collage

Slide 7 - Quizvraag

Een soort gedachtelezen
A
cliché
B
averij
C
telepathie
D
circulaire

Slide 8 - Quizvraag

Iemand monddood.........

Slide 9 - Open vraag

Wat betekent
'Iemand monddood maken'?

Slide 10 - Open vraag

Iemand de zwartepiet..........

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent
'Iemand de zwartepiet toespelen'?

Slide 12 - Open vraag

Goedgebekt zijn betekent.......

Slide 13 - Open vraag

Het gelag moeten ........

Slide 14 - Open vraag

Wat betekent
'Het gelag moeten betalen'?

Slide 15 - Open vraag

Van de prins geen kwaad.........

Slide 16 - Open vraag

Wat betekent
'Van de prins geen kwaad weten'?

Slide 17 - Open vraag

Iets in zijn schild........

Slide 18 - Open vraag

Wat betekent
'Iets in zijn schild voeren'?

Slide 19 - Open vraag

Zich gepasseerd.........

Slide 20 - Open vraag

Wat betekent
'Zich gepasseerd voelen'?

Slide 21 - Open vraag

Geloof aan iets..........

Slide 22 - Open vraag

Wat betekent
'Geloof aan iets hechten'?

Slide 23 - Open vraag

Het ruime........kiezen.
A
zeep
B
schuim
C
sop

Slide 24 - Quizvraag

Stank voor..........krijgen
A
dank
B
vuur
C
niets

Slide 25 - Quizvraag

Het was een wassen.........
A
oor
B
neus
C
oog

Slide 26 - Quizvraag

Zijn...........op iets stukbijten
A
lippen
B
C
tanden

Slide 27 - Quizvraag

1. Ik ben blij met jullie ATTITUDE.
A
oplettendheid
B
resultaten
C
houding/instelling

Slide 28 - Quizvraag

2. Manchester United is een BEFAAMDE voetbalclub.
A
slechte
B
beroemde, bekende
C
uitstekende

Slide 29 - Quizvraag

3. Die SNOB nodigen wij niet graag uit.
A
iemand die zich beter/rijker voordoet dan hij/zij is
B
onbetrouwbaar persoon
C
iemand die plotseling rijk is

Slide 30 - Quizvraag

4. De CEREMONIE vindt om drie uur plaats.
A
plechtige handeling
B
opening
C
verkiezing

Slide 31 - Quizvraag

5. Je moet in je brieven zo min mogelijk CLICHÉS gebruiken.
A
moeilijke woorden
B
technische woorden
C
veelgebruikte (afgezaagde) formuleringen

Slide 32 - Quizvraag

6. Maak jij die COLLAGE voor de schoolkrant?
A
lijst gerangschikt op datum
B
samenvoeging van verschillende dingen tot een geheel
C
verhaal met veel diepgang

Slide 33 - Quizvraag

7. Van HET PROFIEL van haar hoofd is een tekening gemaakt.
A
de voorkant
B
het bovenste deel
C
het zijaanzicht

Slide 34 - Quizvraag

8. U treft de SPECIFICATIE in de bijlage aan.
A
toelichting met alle onderdelen apart vermeld
B
conclusie
C
beknopt overzicht

Slide 35 - Quizvraag

9. Ik weet niet wat daar de beste REMEDIE voor is.
A
oplossing
B
kleur
C
kleding

Slide 36 - Quizvraag

10. Ik ontving een CIRCULAIRE over het ophalen van huisvuil.
A
afwijzing
B
verzoek
C
brief aan een bepaalde groep mensen

Slide 37 - Quizvraag

1. Hij maakt zich er met een jantje-van-leiden van af.
A
hij raffelt het af
B
hij doet het heel goed
C
hij doet of zijn neus bloedt

Slide 38 - Quizvraag

2. In de schaduw van iemand staan.
A
iemand na-apen
B
iemand in de weg staan
C
minder goed dan een ander zijn

Slide 39 - Quizvraag

3. De goeden niet te na gesproken.
A
spreek niet te veel met goede mensen
B
iets geldt niet voor degenen die zich er niet schuldig aan maken
C
probeer niet altijd iemand te imiteren

Slide 40 - Quizvraag

4. Goedkoop is duurkoop.
A
alles wat goed is, is duur
B
wat duur is, moet je niet kopen
C
iets wat goedkoop gekocht is, blijkt vaak niet goed te zijn

Slide 41 - Quizvraag

5. Het gaat hard tegen hard.
A
vechten
B
geen van de partijen wil toegeven
C
erg op elkaar letten

Slide 42 - Quizvraag

6. De nieuwe directeur is EEN ONBESCHREVEN BLAD.
A
iemand van wie nog niets bijzonders bekend is
B
iemand zonder strafblad
C
iemand die nooit gehuwd is geweest

Slide 43 - Quizvraag

7. De afgetreden burgemeester werd AAN DE SCHANDPAAL GENAGELD.
A
gevangen genomen
B
in het openbaar vernederd door op zijn fouten te wijzen
C
verboden een nieuwe baan te zoeken

Slide 44 - Quizvraag

8. Hij heeft ruggengraat.
A
is een doorzetter
B
kan heel veel tillen
C
heeft chronische rugklachten

Slide 45 - Quizvraag

9. Hij is op een oor na gevild.
A
het is bijna klaar
B
het is niet duidelijk te horen
C
het is verbazingwekkend

Slide 46 - Quizvraag

10. Iets met argusogen bekijken.
A
iets nauwelijks volgen
B
iets met argwaan in de gaten houden
C
iets nauwlettend volgen

Slide 47 - Quizvraag

Op deze manier oefenen is effectief.
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Poll