Antwoord 6.1 en 6.2

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
HA-1Tertiary Education

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

LessonUp
  1. Download en open de app 

  2. Registreer jezelf
  3. log in
  4. voer in pincode
  5. Maak aantekeningen voor quizes

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 6: Goederenhandel
  • 6.1 Het ontstaan van de handel 
  • 6.2 Functies van de handel


Slide 3 - Tekstslide

Inhoud
  • 6.1 Het ontstaan van de handel
  • 6.2 Functies van de handel

Slide 4 - Tekstslide

6.1 Het ontstaan van de handel
In het algemeen geldt:
Handel overbrugt deze verschillen in afstand, hoeveelheid en tijd

Slide 5 - Tekstslide

Opgave 1 t/m 4
1a. Wat is het verschil tussen directe en indirecte ruil?
       Directe ruil: Goederen tegen andere goederen ruilen
       Indirecte ruil: Goederen tegen geld en dit geld weer tegen goederen  
                                         ruilen
  b. Waarom gingen de mensen het direct ruilen vervangen door indirect ruilen?
Doordat de arbeidsverdeling zicht steeds verder ontwikkelde, werden de beroepen weer steeds specialistischer. Het kwam dat ook steeds vaker voor dat iemand zij goed wel wilde ruilen tegen het goed van die ander, maar die ander geen behoefte had aan het goed. Een algemeen ruilmiddel, bijvoorbeeld geld, maakte indirect ruilen mogelijk. 




Slide 6 - Tekstslide

Opgave 1 t/m 4
2a. Wat versta je onder internationale arbeidsverdeling?
Internationale handelsverdeling:  landen leggen zicht toe op bepaalde productie die een ander land niet kent of waarvoor dat andere land de techniek niet in huis heeft. vb. Nederland zijn bruggenbouwers vs. Duitsland enorme auto-industrie 

  b. Geef een mogelijke oorzaak van het ontstaan van internationale arbeidsverdeling.
  • Natuurlijke omstandigheden: klimaat (Spanje -> Sinaasappel)
  • Hoogte van lonen: productie met veel arbeid zien we vooral in landen met lage lonen vb. China
  • Handhaven van tradities: (klompen worden in Nederland gemaakt, sombrero's worden in Mexico gemaakt)

Slide 7 - Tekstslide

Opgave 1 t/m 4
3. Geef kort de ontwikkeling van de handel weer.

Na een periode van zelfvoorziening ging men zich toeleggen op de productie van enkele producten. Hierdoor kreeg men een gebrek aan het één, maar overschot aan het ander. Er moest dus geruild worden om in de behoefte te voorzien. Hoe verder deze arbeidsverdeling zich ontwikkelde, hoe belangrijker handel werd. 

Slide 8 - Tekstslide

Opgave 1 t/m 4
4. Leg uit dat de supermarkt Super Food de verschillen in tijd, afstand en hoeveelheid voor haar producten overbrugt.

 De supermarkt biedt het hele jaar (verschil in tijd) producten aan die in grote hoeveelheden worden ingekocht, aar per stuk worden verkocht (verschil in hoeveelheid). Veel van deze producten komen uit andere streken en worden daarvan ingekocht om in Super Food te worden verkocht (verschil in plaats).

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vragen 5 t/m 8
5. Noem minimaal zes (6) functies van de handel.
  • Collecteren, opslaan, assorteren, sorteren, distribueren, financieren, handel bevorderen, transporteren 

6. Wat versta je onder assorteren?
Assorteren:  veel soorten producten in het assortiment opnemen.

b en c: niet

Slide 11 - Tekstslide

Vragen 5 t/m 8
7a. Geef twee voorbeelden van collecteren in de handel
         Glasbak, Oudpapier, lompen (oude kleren).

  b. Geef het verschil tussen collecteren en distribueren.
  • Bij collecteren worden kleine hoeveelheden bijeengevoegd tot grotere hoeveelheid.
  • Bij distribueren wordt een grote hoeveelheid verspreid in kleinere hoeveelheden. 

Slide 12 - Tekstslide

Vragen 5 t/m 8
8. Geef drie voorbeelden van manieren om verkoop te bevorderen.
  • advertenties in de krant;
  • Acties in de winkel;
  • Shirtreclame bij de voetbalclub;
  • Social media, zoals Facebook.

Slide 13 - Tekstslide