Chap 5 D het delend lidwoord

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:

  • Ik zit op mijn plek
  • Mijn jas is uit 
  • Mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • Mijn mobiel is in mijn kluis/thuis
  • Mijn boek en pen zijn op mijn tafel
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:

  • Ik zit op mijn plek
  • Mijn jas is uit 
  • Mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • Mijn mobiel is in mijn kluis/thuis
  • Mijn boek en pen zijn op mijn tafel

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
Aujourd'hui
1. Grammaire D en H grammatica
2. Travail individuel - zelfstandig werken
3. Corriger - nakijken
4. Arrêt - afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Pourquoi?! (waarom)
Het delend lidwoord bestaat niet in het Nederlands.

Als er in het Nederlands geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord komt dan krijg je in het Frans het delend lidwoord

Slide 4 - Tekstslide

Een deel van alles: delend lidwoord
Dit zijn de delend lidwoorden: 

"een deel van"
du (de + le)
van de/het
de la
van de/het
de l'
van de/het
des (de + les)
van de 
Letterlijke betekenis
<--

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een delend lidwoord?
A
un, une
B
du, de la, de l', des
C
le, la, les

Slide 12 - Quizvraag

wanneer krijg je weer een gewoon lidwoord?
A
na een hoeveelheid
B
na een werkwoord met een gevoel
C
na een komma

Slide 13 - Quizvraag

Het delend lidwoord wordt vertaald naar het Nederlands.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Welke uitspraak is fout over het "delend lidwoord"?
A
het geeft onbepaalde hoeveelheden aan
B
je gebruikt het na een getal
C
het bestaat niet in het Nederlands
D
'de l' staat voor een klinker of stomme h

Slide 15 - Quizvraag


Wat gebeurt er met het delend lidwoord na:
aimer / adorer / préférer / détester ?
A
geen idee
B
er verandert niets
C
delend lidwoord verandert in de / d'
D
delend lidwoord verandert in le/la/l'/les

Slide 16 - Quizvraag

Deux kilos ....... pommes
(Kies het goede delend lidwoord)
A
des
B
de la
C
de
D
géén lidwoord

Slide 17 - Quizvraag

Vul het juiste delend lidwoord in:
J'adore ...... frites.
A
de
B
des
C
du
D
les

Slide 18 - Quizvraag

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je ne bois pas ...... eau.
A
de
B
de la
C
de l'
D
d'

Slide 19 - Quizvraag

Delend lidwoord
Bij het ontbijt, drink ik melk

A
Au petit-déjeuner, je bois lait
B
Au petit-déjeuner, je bois du lait
C
Au petit-déjeuner, je bois le lait

Slide 20 - Quizvraag

Welk delend lidwoord?

Je ne mange pas ........ viande.
A
de
B
d'
C
du
D
de la

Slide 21 - Quizvraag

Tu veux ... coca ?

Kies het juiste delend lidwoord.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 22 - Quizvraag

Corriger

Slide 23 - Tekstslide

Vul het juiste delend lidwoord in: Ma mère achète____ lait (le)
A
des
B
de la
C
du
D
de

Slide 24 - Quizvraag

Kies het juiste delend lidwoord:
Je prends une salade avec ___ tomates.
A
du
B
des
C
de la
D
de l'

Slide 25 - Quizvraag

Kies het juiste delend lidwoord:
J'ai soif. J'ai bu un litre ____ eau.
A
des
B
de la
C
d'
D
de

Slide 26 - Quizvraag

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je déteste _______ aubergine.

A
du
B
l'
C
de l'
D
de

Slide 27 - Quizvraag

Ik weet hoe ik het delend lidwoord moet toepassen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll