Theorie woordsoorten havo 2

Welkom klas 2
In deze presentatie vind je alle theorie nog een keer uitgelegd.

Je vindt deze theorie ook op blz. 4 t/m 14 van je boekje!
Oefenen:
1. Maak opdrachten uit je boekje en kijk deze na (Teams). 
2. Oefen online via www.cambiumned.com 
3. Kijk eventueel YouTube-filmpjes over woordsoorten.
timer
1:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas 2
In deze presentatie vind je alle theorie nog een keer uitgelegd.

Je vindt deze theorie ook op blz. 4 t/m 14 van je boekje!
Oefenen:
1. Maak opdrachten uit je boekje en kijk deze na (Teams). 
2. Oefen online via www.cambiumned.com 
3. Kijk eventueel YouTube-filmpjes over woordsoorten.
timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Je kunt onderstaande woordsoorten in een zin herkennen en benoemen.
- onbepaald lidwoord OLW
- bepaald lidwoord BLW
- zelfstandig naamwoord ZN/ZNE
- bijvoeglijk naamwoord BN
- hulpwerkwoord HWW
- zelfstandig werkwoord ZWW
- koppelwerkwoord KWW
- persoonlijk voornaamwoord PERS. VNW
- bezittelijk voornaamwoord BEZ. VNW
- vragend voornaamwoord VR. VNW
- aanwijzend voornaamwoord AANW. VNW
- wederkerend voornaamwoord
- wederkerig voornaamwoord
- bijwoord
- bepaald hoofdtelwoord
- bepaald rangtelwoord
- onbepaald hoofdtelwoord
- onbepaald rangtelwoord

Slide 2 - Tekstslide

Bijwoord
Bijwoorden zeggen iets van:

– Een gezegde: Hij loopt hard
– Een bijvoeglijk naamwoord: Dat is een erg mooie kanarie. Dat is een tamelijk uitgekookt meisje.
– Een ander bijwoord: Hij loopt heel snel. Hij praat erg hard.

Bijwoorden zijn als zinsdeel vaak een bijwoordelijke bepaling:
niets, misschien, echter, straks, wel, niet, hier, daarom, nooit etc.


Slide 3 - Tekstslide

Telwoorden
Telwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Wederkerend voornaamwoord
Verwijst naar de persoon die het onderwerp is:

ons, me, zich, je, 

Ik schaam me
Jij verveelt je
timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Wederkerig voornaamwoord
elkaar, mekander, elkander

Wij houden van elkaar.

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
1. Verwijst naar een persoon, personen of een ding:
ik, jij, je, hij, u, zij, het, ze, hem, haar, me, mij, wij, we, jullie, ons etc. 

Die broer van jou geeft mij altijd boeken, maar ik lees ze nooit.

Slide 7 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
1. Geeft aan VAN WIE iets is. Een bezit!
2. Staat vaak VOOR een ZN: mijn fiets, hun auto
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, onze, hun, jullie

Dat is mijn fiets. 
*Die fiets is van mij.
*Zij heeft haar haar heel erg mooi zitten.

Slide 8 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
1. Staat meestal aan het begin van een vraag:
wie, wat, welk(e), wat voor

Wat lees jij nu?
Welk uur heb je les?

Slide 9 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
1. Je wijst dingen aan.
Deze, die, dit, dat, zulke, zo'n, dergelijke

Dat fantasy-boek vind ik veel spannender dan deze thriller.

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoorden
Zelfstandig werkwoord (zin met wg)


Hulpwerkwoord: HELPT & staat nooit alleen!


Koppelwerkwoord (zin met NG)

Slide 11 - Tekstslide

Overzicht werkwoorden
handeling                                                                eigenschap
zelfstandig werkwoord
koppelwerkwoord
hulpwerkwoord

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord
  • Geeft een duidelijke handeling (actie) aan.
  • Staat altijd maar 1 van in de zin. 
  • Altijd in een zin met een WG. 

Gisteren verwijderde ik TikTok.
Gisteren heb (hww) ik TikTok verwijderd. 



Slide 13 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
  • Helpt een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord!
  • Is nooit alleen in de zin!
  • Kunnen meerdere van in de zin staan.

Er wordt veel geld ingezameld (zww) voor de slachtoffers in Syrië en Turkije.
Ze hebben er lang op moeten wachten (zww).
De docent is erg onaardig geweest (kww). 

Slide 14 - Tekstslide

Koppelwerkwoord
  • Koppelt een eigenschap aan het onderwerp.
  • Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
  • Altijd in een zin met NG
  • Staat altijd maar 1 van in de zin.  

Hij lijkt euforisch. 
Hij lijkt euforisch te zijn. (bij meerdere werkwoorden is het achterste woord kww. Het andere ww is dan een hww.)
Ik ben altijd docent geweest.

Slide 15 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord
  • De rode auto rijdt langs ons huis. 
  • Vorige week ging dat hilarische filmpje viraal. 
  • De toets is moeilijk.

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord 
1. Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die ‘een zelfstandigheid’ aanduiden: huis, boom, vrouw, hout, liefde en vakantie bijvoorbeeld. 

Vaak staat er de, het of een voor.

2. Zelfstandig naamwoord eigennaam (zne):
Namen, plaats, instelling, een merk of een historische gebeurtenis.
Mariënburg, Nike, Tweede Wereldoorlog, Magister, Leeuwarden

Slide 17 - Tekstslide

Lidwoorden
Bepaald lidwoord: de, het
Onbepaald lidwoord: een



* Let op: het is niet altijd een lidwoord. In onderstaande zin is het een persoonlijk voornaamwoord, omdat er geen zn achter het lidwoord staat!
Anna vroeg ik mee uit ging, maar ik weet het nog niet zeker.

Slide 18 - Tekstslide