8.4 Je bloedsomloop

Bloedsomloop
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert welke soorten bloedvaten je hebt;
  • Je leert hoe het bloed door je lichaam stroomt;
  • Je leert wat bloeddruk is (hoe je het meet). 

Slide 3 - Tekstslide

0

Slide 4 - Video

Welke soorten bloedvaten heb je?
Je bloed stroom door drie verschillende soorten bloedvaten:
  • Slagaders: voeren bloed naar je organen (dik en gespierd - het bloed stroomt snel en de bloeddruk is hoog).
  • Aders: voeren het bloed vanaf de organen weer terug naar het hart (wanden zijn dun en slap/ bevatten kleppen - bloed stroomt heel langzaam en bloeddruk is laag).
  • Haarvaten: kleinste vertakkingen van slagaders - uitwisseling tussen weefsel en bloed (hele dunne wand met kleine gaatjes - bloed stroomt langzaam en bloeddruk is laag).

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Tekst
Slagaders
Haarvaten
Aders
Gespierde wand
1 cellaag dik
Sterke wand, weinig gespierd
Vervoert bloed van hart af
Heeft kleppen
Hier is gaswisseling

Slide 7 - Sleepvraag

3 type bloedvaten
  1. Zuurstofrijk bloed stroomt vanuit het hart naar de slagaders.
  2. Vanuit de slagaders stroomt het bloed naar de haarvaten. Daar worden zuurstof & voedingsstoffen afgegeven aan cellen van organen en spieren en afvalstoffen opgenomen.
  3. Vanuit de haarvaten stroomt het bloed naar de aders. Via de aders stroomt het bloed terug naar het hart. 

Slide 8 - Tekstslide

Slagader vs Aders
Slagader:
  • Voert het bloed weg van het hart
  • Lichaamsslagaders bevatten zuurstofrijk bloed
  • Hebben een hogere bloeddruk
  • Hebben een actieve spierwand
  • Hebben geen kleppen
  • Het bloed loopt er snel en stootsgewijs doorheen
  • Hebben een voelbaar hartritme
Aders:
  • Voert het bloed naar het hart
  • Lichaamsaders bevatten zuurstofarm bloed
  • Hebben een lagere bloeddruk
  • Hebben geen gladde spieren in de wand
  • De meeste hebben een terugslagklep
  • Het bloed stroomt traag
  • Hebben geen voelbaar hartritme

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de functie van de kleppen in (de meeste) aders?

Slide 10 - Open vraag


Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
Ja
B
Nee
C
Soms
D
Ze bevatten alleen heel veel koolstofdioxide

Slide 11 - Quizvraag

Zuurstofrijk/arm
  • Alle slagaders bevatten zuurstofrijk bloed.

  • Alle aders bevatten zuurstofarm bloed.

  • Behalve bij de longslagader en bij de longader. Daar is het omgedraaid

Slide 12 - Tekstslide

De bloedvaten rond het hart
  • De aorta is de grootste slagader en begint bij je hart. vanaf de aorta vertakken kleinere slagaders naar je organen.
  • De kransslagaders voorzien het hart zelf van zuurstof en voedingsstoffen.
  • Alle aders (behalve longaders) komen uit in twee holle aders. Ook de kransaders van het hart voeren zuurstofarm bloed naar een holle ader.

Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop

Kleine bloedsomloop =
Hart - longen - hart

Grote bloedsomloop =
Hart - hele lichaam - hart

Slide 16 - Tekstslide

Bij een dubbele bloedsomloop gaat een rode bloedsomloop van voet naar hersenen, ? keer door het hart?
A
1
B
2
C
3
D
0

Slide 17 - Quizvraag

Kleine bloedsomloop
= longen
  • Van rechterkamer naar de longen
  • Van longen naar de linkerboezem
  • Longslagader: WEINIG zuurstof & VEEL koolstofdioxide
  • Longader: VEEL zuurstof & WEINIG koolstofdioxide


Slide 18 - Tekstslide

Grote bloedsomloop
= lichaam
  • Van linkerkamer naar het lichaam
  • Van lichaam naar de rechterboezem
  • Slagaders: VEEL zuurstof & WEINIG koolstofdioxide
  • Aders: WEINIG zuurstof & VEEL koolstofdioxide




Slide 19 - Tekstslide

De kleine en grote bloedsomloop vervoeren o.a.
zuurstof en koolstofdioxide.
Welke uitspraak is waar?
A
Kleine bloedsomloop vooral zuurstofrijkbloed
B
Grote bloedsomloop vooral zuurstofarmbloed
C
Kleine & grote bloedsomloop zowel zuurstofrijk als -arm
D
Overal zit evenveel zuurstof in het bloed

Slide 20 - Quizvraag

kleine bloedsomloop
grote bloedsomloop

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is de volgorde van de
grote bloedsomloop?
A
Rechter kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, linker boezem
B
Rechter kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, linker boezem
C
Linker kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, rechter boezem
D
Linker kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, rechter boezem

Slide 22 - Quizvraag

Namen van bloedvaten
  • Slagaders: altijd vanaf het hart naar organen toe.
  • Nierslagader, leverslagader, longslagader

  • Aders: altijd vanaf organen naar het hart toe.
  • Nierader, leverader, longader

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht bloedsomloop
→ schrijf de namen op van alle bloedvaten in de kleine en grote bloedsomloop.

Gebruik: tekstboek bron 6 blz. 56


timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wat is bloeddruk?
Bloeddruk: het bloed drukt tegen de wanden van je bloedvaten.
  • Bovendruk: de kamers trekken samen en het bloed wordt in slagaders gepompt (=max)
  • Onderdruk: tijdens de hartpauze (zie ECG! =min)

De bloeddruk is het hoogst in je slagaders, in je aders is de bloeddruk het laagst.

Slide 27 - Tekstslide

1. Manchet wordt opgepompt totdat arts geen hartslag meer voelt met stethoscoop (de slagader is dichtgedrukt) 
2. Langzaam leeglopen manchet en bij eerste heldere toon wordt bovendruk afgelezen 
3. Op den duur vallen tonen weg, bloed kan nu weer ongehinderd doorstromen - arts leest onderdruk af
Bloeddruk: het bloed drukt tegen de wanden van je bloedvaten.
  • Bovendruk: de kamers trekken samen en het bloed wordt in slagaders gepompt (=max)
  • Onderdruk: tijdens de hartpauze (zie ECG! =min)

De bloeddruk is het hoogst in je slagaders, in je aders is de bloeddruk het laagst.

Slide 28 - Tekstslide

In welke bloedvaten is
de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten
D
alleen in slagaders

Slide 29 - Quizvraag

Huiswerk
  • Paragraaf 8.4: Je bloedsomloop
  • Opdracht 1 t/m 14.

Klaar? 
=> biologiepagina.nl

Slide 30 - Tekstslide