6.2 Voedingsstoffen

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Deze les

• Uitleg voedingsstoffen
• Aan de slag

Leerdoelen

Je weet welke stoffen je nodig hebt voor je lichaam

Koolhydraten (suikers)

Sachariden = moeilijke naam voor koolhydraten

Glucose: 1 sacharide --> monosacharide

Sacharose: 2 sachariden --> disacharide

zetmeel: veel sachariden --> polysacharide

Vetten en olien

Verschil: vet is vast en olie vloeibaar bij kamertemperatuur

Hoe komt dat?

Verzadigd --> hard

Onverzadigd --> vloeibaar

stapelen is moeilijker

Energiewaarde

• Brandstoffen hebben een bepaalde energiewaarde
  
• Zoveel energie krijg je als je 100 g of 100 mL eet/drinkt 
  
• We drukken dit uit in J of zoals vroeger in cal 
  
• 1 cal = 4,18 J
• dames 14-18 jaar: 2200-2500 kcal
• mannen 14-18 jaar: 2900-3300 kcal 

Hoeveel g bruin brood moet je eten om 2500 kcal binnen te krijgen? 100 g bruinbrood levert 1048 kJ.

Eiwitten

• Bouwstoffen van je lichaam! 
  
• Pas als er niets anders is, gaat je lichaam eiwitten verbranden
• Opgebouwd uit aminozuren. 
• Er zijn 20 soorten AZ, daarvan kan je lichaam er maar 8 zelf maken. De rest komt uit voeding. 

Vitamines en mineralen

Van vitamines en mineralen heb je niet zoveel nodig. 

Heb je ze niet, word je wel ziek! 

vitamines: A, B, C, D, E en K

Mineralen: bv Ca voor je botten (melk) en Fe voor het vervoeren van zuurstof in je bloed (spinazie)

Aan de slag

Maken: 9 t/m 12, 14, 15,