CKV - theater - verkennen en verbreden

THEATER
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
CKVMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

THEATER

Slide 1 - Tekstslide

THEATER verkennen
Theater is een verzamelnaam voor verschillende uitingen van kunst die wordt opgevoerd voor publiek. Je
eerste associatie is waarschijnlijk toneel of cabaret, maar je hebt ook mengvormen als musical of opera. Er
is sprake van theater als er een speelplek is waar een of meerdere spelers voor publiek optreden, meestal
met gesproken of gezongen tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Naar welke voorstelling(en) ben je wel eens geweest?

Slide 3 - Woordweb

Wat was het leukste, mooiste dat je ooit gezien hebt in het theater?

Slide 4 - Open vraag

Genres THEATER
1. Tragedies: werden opgevoerd tijdens jaarlijkse Griekse feesten ter ere van de godheid Dionsysus. Toneelschrijvers konden tijdens deze gelegenheden een prijs winnen met hun nieuwste stukken. De Griekse filosoof Aristoteles (384 - 322 v.Chr.) stelde een boek samen met regels voor tragedieschrijvers. Het doel van een tragedie is om bij het publiek medelijden of angst op te roepen.
2. Muziektheater: is een verzamelnaam voor theater waarin muziek (naast tekst) een grote rol speelt, bv kleinkunst, opera en musical.
3. Beweginstheater: Theater waar fysiek spel 
(spel waarbij bewegen en de uitdrukkingskracht
van het lichaam) wordt gebruikt om het verhaal te vertellen. Een voorbeeld is (panto)mime wat vrij vertaald ‘alles imitator’ betekent

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

 4. Doelgroeptheater: Komt op in jaren zestig enwas aanvankelijk gericht op de culturele vorming door middel van toneel, later gericht op de
maatschappelijke bewustwording en maatschappijkritische vorming van jeugdigen en jongeren.

5. Cabaret: Cabaretvoorstellingen bestaan vaak uit een aaneenschakeling van korte fragmenten komedie, zang, dans en theater, waarbij de
performer zich rechtstreeks tot het publiek richt.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wat voor vorm van theater heeft jouw voorkeur en waarom? Denk aan toneel, cabaret, musical, opera etc

Slide 9 - Open vraag

DRAMA kenmerken
1.  Voorstelling - Met voorstelling wordt de inhoud van een theaterstuk bedoeld. Daarbij zijn de vijf w’s van belang: wie, wat, waar, wanneer, waarom en waar.
2. Mimiek - Dit is de gezichtsuitdrukking van een acteur. Naast houding en beweging is dit een
belangrijke uitdrukkingsvorm om een personage uit te beelden en zijn/haar emoties over te brengen.
3. Stemgebruik - Acteurs kunnen hun stem op vele manieren inzetten om een personage uit te beelden. Ze kunnen spelen met volume en tempo, een bepaald accent aannemen of verschillende intonaties is een tekst leggen.
4.  Mise en scene - De manier waarop spelers het speelvlak opkomen en afgaan, zich opstellen en verplaatsten noemen we mise-en-scène. De inrichting van het toneel (decor) heeft daar grote invloed op.

Slide 10 - Tekstslide

5. Speelstijl - De toneelgeschiedenis kent vele tradities in manieren van spelen: speelstijlen. Als het toneelspel ‘net echt’ overkomt noemen we dat wel naturalistisch. Een aantal speelstijlen zijn gestileerd, bijvoorbeeld met gebaren en bewegingen die veel groter of hoekiger of vloeiender zijn dan natuurlijk gedrag. Ook de mimiek en het stemgebruik kunnen eigen kenmerken vertonen. Acteurs doen alsof er aan de voorkant van het podium een muur is (de vierde wand) Er is ook vertellend theater of episch theater waarbij de acteur soms uit zijn rol stapt en zich rechtstreeks richt tot het publiek. Hiermee doorbreken zij de vierde wand. Bij een absurde speelstijl wordt alles nog groter, overdrevener en absurder gemaakt.
6. Decor - Alles wat op toneel staat om de plaats van handeling of de sfeer van het opgevoerde weer te geven.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat voor een soort cabaret was dit?
A
Stand-upcomedy
B
Muziekcabaret
C
Nonsenscabaret
D
Fysiekcabaret

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Wat voor een soort cabaret was dit?
A
Stand-upcomedy
B
Muziekcabaret
C
Nonsenscabaret
D
Fysiekcabaret

Slide 15 - Quizvraag

DIMENSIE Feit & Fictie
1. De dimensie feit en fictie is een manier om naar de kunst te kijken. Denk maar eens aan een theatervoorstelling die indruk op je gemaakt heeft. Was deze volledig verzonnen, gebaseerd op feiten, of iets ertussen in? En beïnvloedt dat jouw oordeel?
2. Soms wordt de waarheid expres verdraaid om je aan het denken te zetten. Nep nieuws in het
theater
3. Ook cabaretiers spelen met de waarheid. Vaak wordt deze uitvergroot. En soms is de waarheid grappiger dan dat je het verzonnen hebt.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Is dit fragment feit of fictie denk je?
Feit
Fictie

Slide 18 - Poll

Welke kenmerken van theater gebruikt hij om het (nog)
echter te laten lijken?

Slide 19 - Open vraag