CKV H4-A4 Theater verkennen en verbreden

Theater

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
CKV/ACMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Theater

Slide 1 - Tekstslide

Theater verkennen
Theater is een verzamelnaam voor verschillende uitingen van kunst die wordt opgevoerd voor publiek. Je eerste associatie is waarschijnlijk toneel of cabaret, maar je hebt ook mengvormen als musical of opera. Er is sprake van theater als er een speelplek is waar een of meerdere spelers voor publiek optreden, meestal met gesproken of gezongen tekst. Er zijn niet alleen verschillende vormen, maar ook diverse genres waarin je theater kunt maken, Van oorsprong wordt er een onderscheid gemaakt tussen tragedies en komedies.


                                       LEERDOELEN
  1. Je kent de genres en kenmerken van de discipline theater.
  2. Je weet het verschil tussen feit en fictie en je kunt uitleggen dit een rol kan spelen in een voorstelling 
  3. Je kunt de kenmerken toepassen in de verdiepende keuzeopdracht.

Slide 2 - Tekstslide

Naar welke voorstelling(en) ben jij wel eens geweest?
Wat was het leukste, mooiste dat je ooit gezien hebt in het theater?

Slide 3 - Open vraag

Wat voor vorm van theater heeft jouw voorkeur?
Denk aan toneel, cabaret, musical, opera etc. Schrijf ook op waarom.

Slide 4 - Woordweb

Je kunt naar het theater gaan, maar je hebt misschien zelf ook we eens op een podium gestaan. Beschrijf hier wanneer dat was en hoe je dat vond.

Slide 5 - Open vraag

2

Slide 6 - Video

THEATER GENRES
Lees de onderstaande genres en maak de vragen op de volgende slides
Tragedie
Tragedies werden opgevoerd tijdens jaarlijkse Griekse feesten ter ere van de godheid Dionsysus. Toneelschrijvers konden tijdens deze gelegenheden een prijs winnen met hun nieuwste stukken. De Griekse filosoof Aristoteles (384 - 322 v.Chr.) stelde een boek samen met regels voor tragedieschrijvers. Het doel van een tragedie is om bij het publiek medelijden of angst op te roepen. Met de hoofdpersoon moet het dan ook slecht afloppen. Hij beschrijft drie ‘eenheden’: eenheid van tijd, eenheid van plaats, eenheid van handeling. 

Muziek theater
Bewegings theater
Theater waar fysiek spel (spel waarbij bewegen en de uitdrukkingskracht van het lichaam) wordt gebruikt om het verhaal te vertellen. Een voorbeeld is (panto)mime wat vrij vertaald ‘alles imitator’ betekent.

Doelgroep theate
Komt op in jaren zestig en was aanvankelijk gericht op de culturele vorming door middel van toneel, later gericht op de maatschappelijke bewustwording en maatschappijkritische vorming van jeugdigen en jongeren.

Cabaret
Cabaretvoorstellingen bestaan vaak uit een aaneenschakeling van korte fragmenten komedie, zang, dans en theater, waarbij de performer zich rechtstreeks tot het publiek richt.

Slide 7 - Tekstslide

00:00
Amusement of engagement
Theater kan net als dans zijn gemaakt als amusement, maar theater kan ook een boodschap uitdragen. Ook worden voorstelling gemaakt voor een speciale doelgroep, bijvoorbeeld scholieren. Bekijk dit fragment. 

Slide 8 - Tekstslide

01:19
a. Is dit amusement, engagement of beide? Leg uit

b. Zou jij naar zo’n voorstelling gaan kijken? Leg uit

Slide 9 - Open vraag

2

Slide 10 - Video

2:37:58
Welke kenmerken van theater herken je in dit fragment. Leg uit.

Slide 11 - Open vraag

00:00
Opera
Bekijk dit fragment van de opera Carmen.  beantwoord na het kijken welke kenmerken van theater je herkende  in dit fragment. Schrijf je antwoord op de slide die aan het eind van het fragment verschijnt

Slide 12 - Tekstslide

Er zijn verschillende vormen van cabaret. Bekijk de
volgende fragmenten en schrijf erbij wat voor soort
cabaret het is.
A
Stand-up comedy
B
Muziek cabaret
C
Nonsens cabaret
D
Fysiek cabaret

Slide 13 - Quizvraag

Er zijn verschillende vormen van cabaret. Bekijk de
volgende fragmenten en schrijf erbij wat voor soort
cabaret het is.
A
Stand-up comedy
B
Muziek cabaret
C
Nonsens cabaret
D
Fysiek cabaret

Slide 14 - Quizvraag

Er zijn verschillende vormen van cabaret. Bekijk de
volgende fragmenten en schrijf erbij wat voor soort
cabaret het is.
A
Stand-up comedy
B
Muziek cabaret
C
Nonsens cabaret
D
Fysiek cabaret

Slide 15 - Quizvraag

Er zijn verschillende vormen van cabaret. Bekijk de
volgende fragmenten en schrijf erbij wat voor soort
cabaret het is.
A
Stand-up comedy
B
Muziek cabaret
C
Nonsens cabaret
D
Fysiek cabaret

Slide 16 - Quizvraag

THEATER KENMERKEN
Lees de onderstaande tekstjes
Mimiek
Dit is de gezichtsuitdrukking van een acteur. Naast houding en beweging is dit een belangrijke uitdrukkingsvorm om een personage uit te beelden en zijn/haar emoties over te brengen.

Stemgebruik
Acteurs kunnen hun stem op vele manieren inzetten om een personage uit te beelden. Ze kunnen spelen met volume en tempo, een bepaald accent aannemen of verschillende intonaties is een tekst leggen.

Speelstijl
De toneelgeschiedenis kent vele tradities in manieren van spelen: speelstijlen. Als het toneelspel ‘net echt’ overkomt noemen we dat wel naturalistisch. Een aantal speelstijlen zijn gestileerd, bijvoorbeeld met gebaren en bewegingen die veel groter of hoekiger of vloeiender zijn dan natuurlijk gedrag. Ook de mimiek en het stemgebruik kunnen eigen kenmerken vertonen.Acteurs doen alsof er aan de voorkant van het podium een muur is ( de vierde wand) Er is ook vertellend theater of episch theater waarbij de acteur soms uit zijn rol stapt en zich rechtstreeks richt tot het publiek. Hiermee doorbreken zij de vierde wand. Bij een absurde speelstijl wordt alles nog groter, overdrevener en absurder gemaak.

Voorstelling
Met voorstelling wordt de inhoud van een theaterstuk bedoeld. Daarbij zijn de vijf w’s van belang: wie, wat, waar, wanneer, waarom en waar.

Decor
Alles wat op toneel staat om de plaats van handeling of de sfeer van het opgevoerde weer te geven.
Mise-en-scène
De manier waarop spelers het speelvlak opkomen en afgaan, zich opstellen en verplaatsten noemen we mise-en-scène. De inrichting van het toneel (decor) heeft daar grote invloed op.

Slide 17 - Tekstslide

Doe opdracht (facultatief)
Bij de kenmerken van theater wordt gesproken over de vijf w’s. Theatermakers bepalen van te voren :
 WIE - welke personages gaan in een theaterstuk spelen  
 WAT - welk onderwerp is leidend in dat theaterstuk 
 WAAR - de plek, waar zich alles afspeelt 
 WANNEER - de tijd van de gebeurtenis 
 WAAROM - de reden van alle handelingen/gebeurtenissen

In groepje van max. 4 leerlingen gaan jullie het ervaren om zelf een korte scène van
 ca. 1 minuut te bedenken en te presenteren waarin de vijf W’s verwerkt zijn. 
Een inspiratie is het programma de Lama’s

Wat moet je doen?
Ga naar je docent om te vragen of je deze opdracht moet doen. De opdracht zelf kun je vinden in de PDF op blz. 8.
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 18 - Tekstslide

THEATRER verbreden
Bij verbreden kijken we naar theater vanuit de dimensie Feit en Fictie.

De dimensie feit en fictie is een manier om naar de kunst te kijken. Denk maar eens aan een theatervoorstelling die indruk op je gemaakt heeft. Was deze volledig verzonnen, gebaseerd op feiten, of iets ertussen in? En beïnvloedt dat jouw oordeel?

Soms wordt de waarheid expres verdraaid om je aan het denken te zetten. Nep nieuws in het theater.

Ook cabaretiers spelen met de waarheid. Vaak wordt deze uitvergroot. En soms is de waarheid grappiger dan dat je het verzonnen hebt.  


Slide 19 - Tekstslide

De tragedie Richard III (The tragedy if Richard the Third) is een historiestuk geschreven door Shakespeare. Het gaat over de corrupte en sadistische Richard III die na de troonsbestijging van zijn oudere broer Edward alles in het werk stelt om de kroon voor zich zelf op te eisen. Het is op feiten gebaseerd, maar er zit ook veel fictie in dit toneelstuk. Van dit toneelstuk bestaan veel uitvoeringen en theatermakers houden zich niet altijd aan de tekst en geven een eigen interpretatie aan het stuk. Richard III is ook meerdere malen verfilmd. In film heb je veel meer mogelijkheden in vormgeving en decor dan in het theater. VRAAG: Leg uit wat hier mee bedoeld wordt

Slide 20 - Open vraag

Bekijk dit fragment van Richard III. Als het begint lijkt het
zich af te spelen in een theater, maar al snel merk je dat dit
een opname is voor tv. Noem aan de hand van de
vormgeving en/of mise en scene hoe je ziet dat het niet in een
theater is.

Slide 21 - Open vraag

Bekijk dit fragment. Is dit opgenomen in
een theater, in een studio of op locatie?
Leg uit

Slide 22 - Open vraag

4

Slide 23 - Video

00:00
Richard III - film
Bekijk de trailer van de film Richard III en beantwoord de vragen terwijl je kijkt.

Slide 24 - Tekstslide

00:40
Hoe zie je dat het zich niet in de oorspronkelijke tijd afspeelt?

Slide 25 - Open vraag

01:04
Aan welke machthebber doet Richard III jou denken?

Slide 26 - Open vraag

01:53
Wat hebben de makers met deze verfilming willen uitdrukken denk je?

Slide 27 - Open vraag

Cabaretiers gebruiken ook soms de waarheid voor
hun show. Jochem Meyer vertelt in deze sketch
over een ervaring op het vliegveld van Bonaire.
Wat denk je, is dit feit of fictie of beide?

Slide 28 - Open vraag

Welke kenmerken van theater gebruikt hij het meest om het (nog) echter te laten lijken?
A
Mimiek
B
Stem
C
Mise-en-scène
D
Decor

Slide 29 - Quizvraag