REVISION en opdracht: Regelmatige werkwoorden eindigen op -ir, -er, -re (5 tijden) !!!! korte versie

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo g, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Bonjour!

Slide 2 - Tekstslide

Plan du cours
Répéter les verbes -er, -ir et -re
- herhaling van de 4 tijden
- oefeningen over de 4 tijden
- schrijfopdracht over de futur simple

Slide 3 - Tekstslide

Doel van de les
- Ik kan regelmatige werkwoorden op -ER, -IR en -RE herkennen.
- Ik kan ze correct vervoegen in de présent, passé composé, imparfait, futur simple en conditionnel.
- Ik kan de juiste tijd gebruiken in een zin.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vervoeg je de regelmatige werkwoorden die eindigen op 
-er, -ir en -re in de présent


1. Haal -er, -ir of -re van het hele werkwoord af (de stam maken)
2. Plaats de goede uitgang erachter

'We gaan nu vertellen wat die uitgangen zijn!'

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn de uigangen van regelm. ww op ER in de présent?

Slide 6 - Woordweb

De uitgangen van regelm. ww. op -er in de présent zijn:

je    -e

tu    -es

il/elle    -e

on    -e

nous   -ons 

vous    -ez

ils/elles    -ent

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn de uigangen van regelm. ww op IR in de présent?

Slide 8 - Woordweb

de uitgangen van regelm. ww. op -ir in de présent zijn:

je    -is

tu     -is

il/elle    -it

on     -it

nous     -issons

vous    -issez

ils/elles    -issent

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn de uigangen van regelm. ww op RE in de présent?

Slide 10 - Woordweb

De uitgangen van regelm. ww. op -re in de présent zijn:


je    -s

tu    -s

il/elle    -

on    -

nous    -ons

vous    -ez

ils/elles    -ent

Slide 11 - Tekstslide

Vervoeg in de présent:
Vous ...... (chercher)
A
cherchez
B
cherchent
C
cherches
D
chercher

Slide 12 - Quizvraag

Vervoeg in de présent:
Nous .... (finir)

Slide 13 - Open vraag

Vervoeg in de présent:
On ....... (défendre)
A
défendre
B
défend
C
défends
D
défendons

Slide 14 - Quizvraag

Vervoeg in de présent:
Tu ....... (choisir)
A
choisit
B
choisissons
C
choisissent
D
choisis

Slide 15 - Quizvraag

Vervoeg in de présent:
Ils ....... (réfléchir)
A
réfléchissons
B
réfléchissent
C
réflechent
D
réfléchissez

Slide 16 - Quizvraag

Vervoeg in de présent:
Jean et Paul........(habiter)
A
habites
B
habitons
C
habitent
D
habitez

Slide 17 - Quizvraag

Wat zijn de uigangen van regelm. ww op in de imparfait?

Slide 18 - Woordweb

Hoe vervoeg je de regelmatige werkwoorden die eindigen op
-er, -ir en -re in de IMPARFAIT
- Stam: nous-vorm van de présent min ONS
- Uitgang: AIS - AIS - AIT - IONS -IEZ - AIENT

Par exemple:  Tu ______ (finir - imparfait)
stam: nous-vorm van de présent min ONS = nous finissons
Uitgang met tu = ais
Antwoord: Tu finissais (imparfait)

Slide 19 - Tekstslide

Vervoeg in de imparfait:
Il ......... (réussir)
A
réussait
B
réussais
C
réussissait
D
réussis

Slide 20 - Quizvraag

Vervoeg in de imparfait:
Nous ...... (parler)
A
parlons
B
parlions
C
parlissions
D
parlerions

Slide 21 - Quizvraag

Vervoeg in de imparfait:
Vous ...... (choisir)

Slide 22 - Open vraag

Vervoeg in de imparfait:
J' .... (attendre)
A
attendais
B
attends
C
attendrais
D
attendait

Slide 23 - Quizvraag

Vervoeg in de imparfait:
Ils ..... (rendre)

Slide 24 - Open vraag

Vervoeg in de imparfait:
Tu ...... (finir)

Slide 25 - Open vraag

Hoe vervoeg je de regelmatige werkwoorden die eindigen op
-er, -ir en -re in de passé composé
- hulpwerkwoord avoir (ai / as / a / avons / avez / ont).
- voor sommige ww. hulpwerkwoord être: (suis / es / est / sommes / êtes / sont)
+
voltooid deelwoord:
- regelm. ww op er: er = é (parler = j'ai parlé)
- regelm. ww op er: ir = i (finir = j'ai fini)
- regelm. ww op re: re = u (vendre = j'ai vendu)


Slide 26 - Tekstslide

Vervoeg in de passé composé:
Je/j'........... (regarder)
A
ai regarder
B
suis regardé
C
ai regardu
D
ai regardé

Slide 27 - Quizvraag

Vervoeg in de passé composé:
Ils ..... (attendre)

Slide 28 - Open vraag

Vervoeg in de passé composé:
Tu ..... (grandir)
A
es gandi
B
as grandi
C
as grandir
D
ais grandi

Slide 29 - Quizvraag

Vervoeg in de passé composé:
Nous ..... (arriver)
A
avons arrivé
B
avons arrivé(e)s
C
sommes arrivé(e)s
D
êtes arrivé(e)(s)

Slide 30 - Quizvraag

Vervoeg in de passé composé:
Vous .... (choisir)

Slide 31 - Open vraag

Wat zijn de uigangen van ww op in de futur simple?

Slide 32 - Woordweb

Hoe vervoeg je de regelmatige werkwoorden die eindigen op
-er, -ir en -re in futur simple
- Stam: hele ww. (let op: ww op RE is hele ww min E)
- Uitgang: ai / as / a / ons / ez / ont (zelfde uitgang als ww avoir)

Slide 33 - Tekstslide

Vervoeg in de futur simple:
Tu ...... (écouter)
A
écoutera
B
écoutes
C
écoutas
D
écouteras

Slide 34 - Quizvraag

Vervoeg in de futur simple:
Ils .... (choisir)

Slide 35 - Open vraag

Vervoeg in de futur simple:
Nous .... (vendre)
A
vendrions
B
vendrons
C
vendons
D
verndreons

Slide 36 - Quizvraag

Vervoeg in de futur simple:
Je/j' ..... (chanter)

Slide 37 - Open vraag

Vervoeg in de futur simple:
On ..... (attendre)
A
attend
B
attendra
C
attendrea
D
attendait

Slide 38 - Quizvraag

Hoe vervoeg je de regelmatige werkwoorden die eindigen op
-er, -ir en -re in de conditionnel 
- Stam: hele ww. (let op: ww op RE is hele ww min E)
- Uitgang: ais / ais / ait / ions / iez / aient (zelfde uitgang als imparfait)

Slide 39 - Tekstslide

Vervoeg in de conditionnel:
Ils ..... (arriver)
A
arriveraient
B
arrivaient
C
arriveront
D
arriverons

Slide 40 - Quizvraag

Vervoeg in de conditionnel:
Nous .... (perdre)

Slide 41 - Open vraag

Vervoeg in de conditionnel:
Je/j' ...... (adorer)
A
adorerais
B
adorerai
C
adorais
D
adorera

Slide 42 - Quizvraag

Vervoeg in de conditionnel:
Vous ..... (aimer)

Slide 43 - Open vraag

Vervoeg in de conditionnel:
Tu .... (grandir)
A
grandira
B
grandis
C
grandissais
D
grandirais

Slide 44 - Quizvraag

Basis:

Schrijfopdracht
- Minimaal 10 zinnen
- Gebruik telkens een andere werkwoord op ER of een onregelm ww avoir / être / aller / faire
- Hulpmiddel: papier woordenboek + ww overzicht ww. in boek Référence + docent

- Lees jouw verhaaltje voor de klas
- inleveren
Klaar?:  herhalen de woorden van A/B/C
Uitdaging:

Schrijfopdracht:
- Minimaal 15 zinnen
- Gebruik telkens een andere werkwoord op ER of een onregelm ww avoir / être / aller / faire
- Hulpmiddel: papier woordenboek + docent


- Lees jouw verhaaltje voor de klas
- inleveren
Klaar?: herhalen de woorden van A/B/C

Slide 45 - Tekstslide

Doel van de les behaald?
Ik kan regelm. ww op ER / IR / RE in de:
présent, passé composé, imparfait, futur simple en conditionnel vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Wat heb je nodig om deze werkwoorden goed te vervoegen?

Slide 47 - Woordweb

Slide 48 - Tekstslide