spelling

spelling
herhaling 
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

spelling
herhaling 

Slide 1 - Tekstslide

Blok 3 - spelling
Meervoud van zelfstandige naamwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'boek'?

Slide 3 - Open vraag

Wat is het meervoud van 'avontuur' ?

Slide 4 - Open vraag

Zijn er duidelijke regels voor de meervoudsvormen van zelfstandige naamwoorden?

Slide 5 - Tekstslide

Basisregels 
1 - Meervoud = enkelvoud + en

Veel zelfstandig naamwoorden krijgen de letters -en achter de enkelvoudsvorm:

een boek - de boeken
een kast - de kasten
een berg - de bergen


Slide 6 - Tekstslide

Basisregels
2 - aa/ee/oo/uu + medeklinker: een klinker weglaten
Als het zelfstandig naamwoord (enkelvoud) eindigt op twee dezelfde klinkers met daarachter een medeklinker (-aat, -ook, -uur), dan laat je in het meervoud een klinker weg:

een knoop - de knopen
een plaat - de platen
een avontuur - de avonturen 

 

Slide 7 - Tekstslide

Maar... 
3. Sommige woorden die eindigen op een -e hebben twee meervoudsvormen:


seconde – seconden/secondes
keuze – keuzen/keuzes

Slide 8 - Tekstslide

Maar...
4. sommige woorden hebben twee meervoudsvormen met elk een eigen betekenis:

been - benen/beenderen (botten)
portier - portiers (bij een ingang)/ portieren (deuren)

Slide 9 - Tekstslide

Maar...
5. Bij woorden die eindigen op -s of -f moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen in een z of een v:

grens - grenzen (maar!! wens - wensen)
staaf - staven (maar!! fotograaf - fotografen)


Slide 10 - Tekstslide

Maar...
6. Woorden die eindigen op een -ee of -ie krijgen een trema in het meervoud. Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, dan voeg je in het meervoud -ën toe. Anders zet je het trema op de laatste e van het woord: 
idee - ideeën
knie - knieën
bacterie - bacteriën
porie - poriën 

Slide 11 - Tekstslide

Maar...
7. Bij woorden die eindigen op een klinker, schrijf je een apostrof +s ('s) als je het woord anders verkeerd zou kunnen uitspreken:

oma - oma's      maar: douche - douches
     radio- radio's                 spray - sprays           
             baby - baby's                                                          

Slide 12 - Tekstslide

Maar...
8. Sommige woorden op -man kunnen als meervoud ook -lieden of -lui hebben. Dit zijn meestal beroepen: 

zakenman - zakenmannen/zakenlieden/zakenlui
werkman- werkmannen/werklieden/werklui

Slide 13 - Tekstslide

Maar...
9. In sommige woorden verandert de klinker in het meervoud:

stad - steden 
schip - schepen 

Slide 14 - Tekstslide

Maar...
10. Woorden die uit het Latijn komen, hebben soms nog hun Latijnse meervoudsuitgang: 

museum - musea (museums kan hier ook!)
medicus - medici

Slide 15 - Tekstslide

Maar...
11. Sommige woorden hebben alleen een enkelvoud of alleen een meervoud: 

rommel, vee, zand 
hersenen, omstreken 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de meervoudsvorm van:
ei

Slide 17 - Open vraag

Wat is de meervoudsvorm van:
pad (weg)

Slide 18 - Open vraag

Wat is de meervoudsvorm van:
genie

Slide 19 - Open vraag

Wat is de meervoudsvorm van:
lid

Slide 20 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoorden
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. 

een groene deur
de glazen tafel 

Slide 21 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.


Slide 22 - Tekstslide

-en 
bijna alle stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden. 

 een ijzeren buis
een zilveren ring
een gouden kettinkje
een stalen pen
een bronzen speld
zonder -en
een 'nieuwe' stof
(polyester, plastic) :

een plastic tas
een suède tas
een aluminium buis
een nylon tent




Slide 23 - Tekstslide

voltooid deelwoorden -> bijvoeglijke naamwoorden
Je kan van een werkwoord ook een bijvoeglijk naamwoord maken. 

Zie blz 141 uit je boek. 

Slide 24 - Tekstslide

voltooid deelwoord

De excuses zijn aangeboden

De helikopter is geland.

Het geld is besteed
bijvoeglijk naamwoord

De aangeboden excuses. 

De gelande helikopter. 

Het bestede geld.

Slide 25 - Tekstslide

Noteer het hele werkwoord waar het bijvoeglijk naamwoord van is afgeleid:
De gevluchte winkeldieven.

Slide 26 - Open vraag

Noteer het hele werkwoord waar het bijvoeglijk naamwoord van is afgeleid:
De gebakken taart

Slide 27 - Open vraag

Hieronder staan twee woorden. Maak van elk woord een bijvoeglijk naamwoord en noteer het:

Slide 28 - Open vraag

Samenstellingen
1. Hoor je een –s-, dan schrijf je die ook:
Meningsverschil
Valentijnsdag

Slide 29 - Tekstslide

Samenstellingen
2. Soms begint het tweede deel van de samenstelling met een s-klank. Vervang dan het tweede deel door een woord dat niet met een s-klank begint. Schrijf de –s- alleen als je hem bij de vervanging hoort:

bruidssluier, want bruidsjapon;
lievelingsschrijver, want lievelingsdier
MAAR: hoofdstad, want hoofdweg


Slide 30 - Tekstslide

Samenstellingen
3. Eerste deel van de samenstelling heeft een mv op –en:

Paardenbloem
Berenvel
Boekenkast


Slide 31 - Tekstslide

Samenstellingen
4. Eerste deel heeft GEEN meervoud :

Gerstebier
Rijstepap



Slide 32 - Tekstslide

Samenstellingen
5. Eerste deel verwijst naar iets waar er maar één van is:

 
Maneschijn
Zonnestraal

Slide 33 - Tekstslide

Samenstellingen 
6. Het eerste deel heeft (ook) een meervoud op –s:

    secondewijzer (seconde – seconden/secondes)
    groentesoep (groente – groentes/ groenten)

Slide 34 - Tekstslide

Samenstellingen 
 7. Het eerste deel is GEEN zelfstandig naamwoord:

Rijkelui (bijvoeglijknaamwoord)
Knarsetanden (werkwoord)

Slide 35 - Tekstslide

Samenstellingen 
8. Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord:

Reuzefijn


Slide 36 - Tekstslide

wat is de samenstelling?
lach + bek

Slide 37 - Open vraag

wat is de samenstelling?
aap + streek

Slide 38 - Open vraag

wat is de samenstelling?
bes + sap

Slide 39 - Open vraag

Verkleinwoorden 

Slide 40 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van 'video'

Slide 41 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van ''

Slide 42 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van 'tijger'

Slide 43 - Open vraag