Probleemgedrag bij jonge kinderen: Oorzaken en oplossingen

Probleemgedrag bij jonge kinderen: Oorzaken en oplossingen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Probleemgedrag bij jonge kinderen: Oorzaken en oplossingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel van vandaag
Aan het einde van de les kun je uitleggen wat de oorzaken zijn van probleemgedrag bij jonge kinderen.

Slide 2 - Tekstslide

Vertel de studenten wat het doel van de les is.
Wat weet jij al over probleemgedrag bij jonge kinderen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is probleemgedrag?
Probleemgedrag is gedrag dat niet gewenst is en kan variëren van agressie tot teruggetrokkenheid.

Slide 4 - Tekstslide

Leg kort uit wat probleemgedrag is en vraag de studenten of ze voorbeelden kunnen bedenken.
Ontwikkeling van jonge kinderen
Probleemgedrag kan ontstaan door verschillende factoren, zoals de ontwikkeling van het kind, omgevingsfactoren en genetische aanleg.

Slide 5 - Tekstslide

Leg uit dat het belangrijk is om te begrijpen hoe jonge kinderen zich ontwikkelen om probleemgedrag te kunnen begrijpen.
Ontwikkeling van de hersenen
De hersenen van jonge kinderen ontwikkelen zich snel en beïnvloeden het gedrag. Bijvoorbeeld, als de verbinding tussen de prefrontale cortex en de amygdala nog niet sterk genoeg is, kan dit leiden tot impulsief gedrag.

Slide 6 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van hoe de ontwikkeling van de hersenen kan leiden tot probleemgedrag.
Omgevingsfactoren
Omgevingsfactoren, zoals stressvolle situaties thuis of op school, kunnen ook probleemgedrag veroorzaken.

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit dat de omgeving ook een rol speelt bij probleemgedrag.
Genetische aanleg
Soms kan probleemgedrag erfelijk zijn. Kinderen kunnen bijvoorbeeld aanleg hebben voor agressief gedrag.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit dat genetische aanleg ook een factor kan zijn bij probleemgedrag.
Hoe kun je probleemgedrag voorkomen?
Er zijn verschillende strategieën om probleemgedrag te voorkomen, zoals het bieden van een veilige en stimulerende omgeving, het aanleren van sociale vaardigheden en het bieden van structuur en regels.

Slide 9 - Tekstslide

Beschrijf hoe probleemgedrag voorkomen kan worden en vraag de studenten om voorbeelden te geven.
Hoe kun je probleemgedrag aanpakken?
Als probleemgedrag al aanwezig is, zijn er ook verschillende strategieën om het gedrag aan te pakken, zoals het bieden van positieve bekrachtiging, het negeren van het gedrag en het aanleren van nieuwe vaardigheden.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit hoe probleemgedrag aangepakt kan worden en vraag de studenten om voorbeelden te geven.
Casus: Lisa
Lisa is een 5-jarig meisje dat vaak agressief gedrag vertoont op school. Bespreek in groepjes van twee wat de mogelijke oorzaken kunnen zijn van het gedrag van Lisa.

Slide 11 - Tekstslide

Geef de studenten de tijd om in groepjes te discussiëren. Bespreek daarna de mogelijke oorzaken klassikaal.
Casus: Tim
Tim is een 4-jarig jongetje dat vaak teruggetrokken is en weinig interactie heeft met andere kinderen. Bespreek in groepjes van twee wat de mogelijke oorzaken kunnen zijn van het gedrag van Tim.

Slide 12 - Tekstslide

Geef de studenten de tijd om in groepjes te discussiëren. Bespreek daarna de mogelijke oorzaken klassikaal.
Opdracht: Plan van aanpak
Verdeel de klas in groepjes van vier en laat ze een plan van aanpak maken voor een kind met probleemgedrag. Het plan moet minstens drie strategieën bevatten om het gedrag aan te pakken.

Slide 13 - Tekstslide

Geef de studenten voldoende tijd om het plan van aanpak te maken en presenteer daarna de plannen klassikaal.
Afsluiting
Wat hebben jullie vandaag geleerd over de oorzaken van probleemgedrag bij jonge kinderen? Hoe kunnen we probleemgedrag voorkomen en aanpakken?

Slide 14 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten samen en vraag de studenten om hun inzichten te delen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.