Lesson 4 & 5

WELCOME
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELCOME

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today - First hour
1. Goals
2. Check homework
3. Repeat to be
4. Articles (a/an)
5. Personal & possessive pronouns
6. Checkbook
7. Homework

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals
At the end of this lesson...
  • You know how the difference between a and an
  • You know personal and possessive pronouns

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Last week
The verb to be

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. I am studying English.
2. He are walking the dog.
3. We is in the classroom.
4. She is good at football.
5. They are my parents.
Correct
Incorrect
(not correct)
1
2
3
4
5

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

The verb (werkwoord) to be
Personal Pronoun
Form of to be
Shorter version
I
am
I'm
You
are
You're
He/she/it
is
He's/she's/it's
We
are
We're
You
are
You're (=plural)
They
are
They're
Take notes

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Exercise 11, 12, 13, 14

Slide 7 - Tekstslide

11. 3: Do you keep a blog or write posts on social networks?
11.4: What do you write about? Make a list of subjects and compare with your classmate.
14:
1 genieten van = j to enjoy
2 fel = o bright
3 iedereen = i everyone
4 tamelijk = n quite
5 oma = t gran
6 verhaal = h story
7 deelnemen = e to join
8 spreken = t to speak
9 formulier = e form
10 zorgen voor = a to look after
11 oefenen = m to practice

The difference

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A vs AN
  • We use a and an to talk about things in a general way
  • There is a police car outside.
  • My aunt lives in an old house.
  • We're having a lovely evening.
We decide whether we use a or an based on the pronunciation of the word that follows.

Slide 9 - Tekstslide

We use a/an to talk about things in a general way, without saying precisely which people or items we are referring to
We decide whether we use a or an based on the pronunciation of the word following the article. 

When to use a
In front of any word that begins with a consonant (not a vowel):
A book
A dog bone
A town
A cup of coffee
A diary

Slide 10 - Tekstslide

what is a consonant?
consonants: b, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, y, z
what is a vowel?
vowels: a, e, i, o, u
When to use an
In front of any word that begins with a vowel
A (an apple)
E (an egg)
I (an Ipad)
O (an oven)
U (an umbrella)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exceptions
Words that start with u or eu pronounced with a /j/ sound
  • University, euro, useful = a
Words that start with a "silent" h
  • Hour, honest, honour = an
Words that start with o  pronounced with a /w/ sound
  • Once, one, onesie = a

Slide 12 - Tekstslide

What does "exceptions" mean? - uitzonderingen
/j/ sound: (a) - unicorn, university, euro, useful, uniform, universe, Europe
silent /h/: (an) - hour, honour, honest
/w/ sound: (a) - onesie, once, one
a of an?
..... dog
A
a
B
an

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a of an?
..... banana
A
a
B
an

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a of an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a of an?
.... uniform
A
a
B
an

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a of an?
.... commercial
A
a
B
an

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a of an?
.... hour
A
a
B
an

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

a of an?
.... university
A
a
B
an

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

A of AN?
.... president
A
a
B
an

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

A
AN
table
house
egg
chicken
island
phone
orange

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

What are Possessive Pronouns? Give an example

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive Pronouns
My birthday
His birthday is after mine.
Your dog
Is that dog yours?
His CDs
Those CDs are his.
Her money
The money is all hers.
Its legs
Difference between its and it's
Our laptop
You can borrow ours.
Their friends
They introduced some friends of theirs.

Slide 23 - Tekstslide

We use the first row with possessive pronouns at the beginning of a noun phrase.
We use the second row without a noun following:
That is my coat. (coat is a noun)
That coat is mine. (no noun following)
The meaning is similar, but the words that follow (or don't) are different
Possessive Pronouns
Possessives often tell us who things belong to or a relationship between two people/things
His birthday is two days after mine
That's my diary.
Isn't that your brother?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I
You
He
She
It
We
They
Our
Her
Its
My
Their
His
Your

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Coursebook
Personal and possessive  pronouns: Grammar 1.1
To be: Grammar 1.2
A vs an: Grammar 1.3

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework
Workbook: Ex. 15, 16, 17

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today - Second hour
  1. Goals
  2. Check homework
  3. Clip Time
  4. Sentences 1.2
  5. Exercise 18, 19, 20
  6. Homework

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals
At the end of this lesson...
  • You know how to fill in a form
  • You know how to listen to an English conversation and answer questions about it

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Exercise 15

Exercise 16, 17

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Clip Time
Goal: At the end of this video, you know how to listen to an English conversation and answer questions about it

Slide 31 - Tekstslide

If you don't know a word, write it down and tell me when the video is finished so we can discuss it
Clip Time - Meeting Girls

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Answers Clip Time
1. The Netherlands
2. Personal details:




3. True
4. B, D
5. D
Name: Mosi
Age: 15
Lives in: The Netherlands
Name: James
Age: 15
Lives in: The Netherlands

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sentences 1.2
Je stelt jezelf of iemand anders voor

English
Dutch
Hi, I am Alex and I’m 14 years old.
Hoi, ik ben Alex en ik ben 14 (jaar oud).
Hi, my name is Savannah.
Hoi, ik heet Savannah.
Here’s Alex’s sister, Jade.
Dit hier is Jade, de zus van Alex.
My name is Timothy but everyone calls me Tim.
Ik heet Timothy maar iedereen noemt me Tim.
Hi, I’m Harry. Pleased to meet you!
Hoi, ik ben Harry. Leuk om kennis met je te maken.
Hi Lee! Nice to meet you.
Hoi Lee! Leuk je te ontmoeten.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sentences 1.2
Je vertelt iets over je familie:

English
Dutch
I’ve got two sisters.
Ik heb twee zussen.
I haven’t got any brothers.
Ik heb helemaal geen broers.
I’m an only child. 
Ik ben enig kind
My sister’s name is Sigrid. She is 22 years old. 
Mijn zus heet Sigrid. Ze is 22 (jaar oud).
I’ve got a younger brother called Alex. 
Ik heb een jongere broer die Alex heet.
I’ve got a little sister too. 
Ik heb ook een klein zusje.
Her name is Rosie, and she is 11 years old. 
Ze heet Rosie en ze is 11 (jaar oud).

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sentences 1.2
Je geeft je leeftijd/woonplaats of vraagt ernaar:

English
Dutch
How old are you? 
Hoe oud ben je?
I'm twelve.
Ik ben twaalf.
Where do you live?
Waar woon je?
I live in a small village near York. 
Ik woon in een klein dorpje vlak bij York.
I live in Brighton. 
Ik woon in Brighton.
Where are you from? 
Waar woon je?
I am from Glasgow .
Ik kom uit Glasgow.
We're from York. 
We komen uit York.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sentences 1.2
Je vertelt waar je van houdt:

English
Dutch
I'm very keen on swimming.
Ik ben gek op zwemmen.
My favourite hobby is reading.
Mijn favoriete hobby is lezen.
I like hanging out with my family.
Ik vind het leuk om bij mijn familie te zijn.
I collect film magazines.
Ik verzamel filmtijdschriften.
I’m really into movies and cricket.
Ik hou van films en cricket.
I’m really into karate!
Ik ben helemaal weg van karate.
But best of all, I love ….
Maar het allerleukste vind ik …

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sentences 1.2
Je beschrijft jezelf:

English
Dutch
I’m very shy. 
Ik ben erg verlegen.
I am 15 and I’m in form 11C.
Ik ben 15 en ik zit in klas 11C.
I’ve got short, blond hair and bright blue eyes. 
Ik heb kort blond haar en helder blauwe ogen.
I’ve got long, dark hair and brown eyes. 
Ik heb lang, donker haar en bruine ogen.
I’m good at football and volleyball. 
Ik ben goed in voetbal en volleyball.
I’m not very good at tennis. 
Ik ben niet zo goed in tennis.
I can write interesting articles. 
Ik kan interessante artikelen schrijven.
I'm very confident.
Ik heb veel zelfvertrouwen. / Ik ben heel zelfverzekerd.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sentences 1.2
Je beschrijft iemand anders:

English
Dutch
He is crazy about music.
Hij is gek van muziek.
He can talk to anyone!
Hij kan met iedereen praten!
She’s quiet and very friendly.
Ze is rustig en heel vriendelijk.
She’s very confident.
Ze heeft veel zelfvertrouwen / is heel zelfverzekerd.

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sentences 1.2
Je vraagt hoe het met iemand gaat:

English
Dutch
Hi! How are you?
Hoi! Hoe gaat het met je?
Hello Harry! How are you doing?
Hallo Harry! Hoe gaat het?
How are you feeling?
Hoe voel je je?
What's the matter?
Wat is er?

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Practice
  • Exercise 18: How do you introduce yourself/family?
  • Exercise 19, 20: Practice filling in a form about yourself

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals - Lesson 1
At the end of this lesson...
  • You know how the difference between a and an
  • You know personal and possessive pronouns

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals - Lesson 2
At the end of this lesson...
  • You know how to fill in a form
  • You know how to listen to an English conversation

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What have you learned in this lesson?
Can you give me an example?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Homework
Workbook: Ex. 15, 16, 17 (Lesson 1) 
Workbook: Ex. 18, 19, 20
Study Vocabulary 1.1 & 1.2
Prepare for next lesson:
Guess the celebrity

Slide 45 - Tekstslide

Think of a famous person to use
for next lesson
Write down some sentences about
how this person looks (using phrases unit 1 if you want)
Next lesson: Guess the celebrity