basisstof 2 Chromosomen en genen

Basisstof 2
Chromosomen en genen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Basisstof 2
Chromosomen en genen

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag

Herhaling basisstof 1 
Uitleg basisstof 2
Opdrachten maken van 5.2
Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 4 - Quizvraag

Het genotype van iemand ontstaat
A
bij de geboorte
B
bij de bevruchting
C
tijdens het leven
D
in de eicel

Slide 5 - Quizvraag

Genotype
De 46 chromosomen in één celkern bevatten samen alle genen, dus alle informatie van jouw erfelijke eigenschappen
Dit noemen we het genotype



Slide 6 - Tekstslide

Is het genotype van de larve hetzelfde als het genotype van het volwassen dier?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Bevat een cel van de lever de erfelijke informatie voor het maken van speeksel?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

actief / niet actief
Een cel gebruikt alleen de genen die hij nodig heeft.

Dit hangt af van de plaats in het lichaam waar de cel zich bevindt.

Voorbeeld: een cel van een speekselklier gebruikt alleen de genen die zorgen voor de aanmaak van speeksel. De rest van de genen in die cel  'staan uit'

Slide 9 - Tekstslide

Fenotype
Het fenotype wordt bepaald door: 

- genotype (bv oogkleur), maar ook
leefstijl (bv neuscorrectie, tattoo of haar verven) 
omgeving (bv littekens, bruiner worden)

Vaak is het een combinatie van alles

Slide 10 - Tekstslide

Thema 5 Erfelijkheid en evolutie
B1 Genotype en fenotype
B2 Chromosomen en genen
B3 Variatie in genotypen
B4 De evolutietheorie
B5 Geschiedenis van het leven op aarde
B6 DNA-technieken

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen

- Je kunt beschrijven hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert

- Je kunt benoemen dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen

Slide 12 - Tekstslide

Paren
46 chromosomen in elke lichaamscel. Van ieder chromosoom heb je er twee (eentje van je moeder en eentje van je vader)

Twee chromosomen die bestaan uit dezelfde genen noemen we een paar. 23 paar in elke lichaamscel.

Slide 13 - Tekstslide

Geslachtscellen
Eicellen en zaadcellen zijn geslachtscellen. in de kernen van geslachtscellen komen de chromosomen enkelvoudig voor. 
Dus NIET in paren. 

Een geslachtscel bevat dus 23 chromosomen.

Slide 14 - Tekstslide

Bevruchting
23 chromosomen van de zaadcel + 23 chromosomen van de eicel. 

Er zijn dan weer 46 chromosomen en dus 23 chromosomenparen

Slide 15 - Tekstslide

Geslacht
Het 23e chromosomenpaar zijn geslachtschromosomen

Bij een vrouw zijn er twee X-chromosomen (XX)

Bij een man zijn er een X-chromosoom en een Y-chromosoom (XY)

Slide 16 - Tekstslide

Geslacht
Het geslachtschromosoom in een eicel is altijd een X
Het geslachtschromosoom in een zaadcel kan een X of een Y zijn. 

Bij de bevruchting ontstaat er dus óf een XX chromosomenpaar óf een XY chromosomenpaar. 

Slide 17 - Tekstslide

Lichaamscel

  • 46 chromosomen
  • 23 paar
  • Per eigenschap 2 genen
Geslachtscel

  • 23 chromosomen
  • Enkelvoudig
  • Per eigenschap 1 gen

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel chromosomen heeft een mens?
A
23
B
92
C
16
D
46

Slide 19 - Quizvraag

Welk geslacht heeft iemand met chromosomen XX?
A
een man
B
een vrouw

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen heeft een geslachtscel?
A
46
B
23
C
16
D
92

Slide 21 - Quizvraag

Hoeveel genen van de eigenschap oogkleur zitten er in een huidcel?
A
46
B
23
C
1
D
2

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag!
Lezen basisstof 2 in je boek
Maken opdrachten van 5.2 Chromosomen en genen 
Opdracht 1 tot en met 9.

Klaar? Lees basisstof 3.


timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk volgende week
Opdrachten van 5.2 Chromosomen en genen
Opdracht 1 tot en met 9.
Lezen basisstof 3.

Slide 24 - Tekstslide