thema 1 planten basisstof 1 , 2

Th 1 Planten
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Th 1 Planten

Slide 1 - Tekstslide

BS 1 Bladeren
Een blad bestaat uit verschillende weefsels.

Opperhuid, met huidmondjes aan onderzijde blad.

Weefsel met bladgroenkorrels
Grootste gedeelte van het blad.

Alleen in bladgroenkorrels vind fotosynthese plaats.

Geen bladgroenkorrels in opperhuid, en vaatbundels.
Wel in huidmondjes.





Slide 2 - Tekstslide

Fotosynthese

In de bladgroenkorrels mits alle ‘benodigdheden’ aanwezig.
Temperatuur belangrijk, te koud = geen fotosynthese.

Koolstofdioxide: uit de lucht opgenomen via de huidmondjes.
Water: opgenomen bij wortelharen, via vaatbundels en nerven naar de bladgroenkorrels in het blad gevoerd.

Slide 3 - Tekstslide

Zuurstof: wordt via huidmondjes weer afgegeven aan de lucht.

Glucose: van deze stof maakt de plant alles wat hij nodig heeft, bijv. de stoffen waaruit de plant bestaat (Eiwit, cellulose vet).


Formule:
Water + Koolstofdioxide + Licht             Zuurstof + Glucose
                                                                                            (energie)
  

Slide 4 - Tekstslide

Stevigheid door water.
In de vacuolen van een plantencel zit vocht. Dit duwt naar buiten tegen de celwanden aan. 
Celwanden rekken nauwelijks mee en duwen als ware terug. Op deze manier ontstaat er stevigheid in de cellen

Slide 5 - Tekstslide

Vocht tekort?
Er verdwijnt water uit de vacuolen, op deze manier verdwijnt de stevigheid en gaan bladeren, bloemen en stengels (kruidachtige) slaphangen.

Slide 6 - Tekstslide

Werking van de huidmondjes.
Een plant verliest voortdurend vocht via de huidmondjes door verdamping. ‘s Nachts zijn de huidmondjes dicht.
Bij droge omstandigheden kunnen de 
huidmondjes ook gesloten worden. 
Geen CO2 opname en ook geen fotosynthese.
 


Doordat de sluitcellen in de huidmondjes van vorm kunnen veranderen, kan het huidmondje open en dicht. 

Als de stevigheid in de sluitcellen afneemt dan sluiten de huidmondjes.  
Als de stevigheid toeneemt gaat het huidmondje weer open.
 


Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandigwerken
Basisstof 1
opdrachten 1 tm 9
Klaar?
nakijken

Slide 8 - Tekstslide

Bs 2 Stengels en wortels
Wortels houden de plant vast in de bodem en hiermee nemen ze water met mineralen (voedingszouten) op uit de bodem.
 
Stengels geven stevigheid en dragen de bladeren en bloemen. Verder vind het vervoer van water en opgeloste stoffen plaats via de vaatbundels van de bladeren naar de wortels en andersom. 
Reservestoffen kunnen opgeslagen worden in stengels en wortels.



Slide 9 - Tekstslide

Transport.
In zaadplanten vind het vooral transport via de vaatbundels  plaats.
Houtvaten: vervoeren water en mineralen van de wortels naar de bladeren, bloemen en knoppen. Liggen aan de 'binnenkant' in stengel/stam.
Bastvaten: vervoeren 
vooral water en suiker 
van de bladeren naar 
andere delen van de 
plant. Liggen aan 
'buitenkant'
stengel/stam. 

Slide 10 - Tekstslide

In een nerf in een blad liggen de houtvaten boven en de bastvaten aan de onderkant van het blad. 

Vaak liggen bij de vaatbundels ook
vezels. Deze zorgen voor stevigheid. Ze liggen in bundels bij elkaar bijv. aan de buitenkant van de stengel of rondom de vaatbundels. Ook de buitenste laag van nerven bestaan uit vezels.
 

Slide 11 - Tekstslide

Houtvaten bestaan uit boven elkaar liggende dode houtcellen. Dikke verticale wanden bestaan uit cellulose en houtstof. Deze geven de houtvaten stevigheid. 

Bastvaten bestaan uit boven elkaar liggende levende cellen. In de dwarswanden liggen openingen hierdoor kunnen er stoffen doorheen vervoerd worden. Dit noemen we zeefplaten.



Slide 12 - Tekstslide

Naast dat er door vocht stevigheid gegeven wordt aan een plant, word er door houtcellen en vezels ook stevigheid gegeven aan een plant.
De wanden van houtcellen zijn stevig dankzij de cellulose en houtstof in de wanden van de dode houtcellen.

Vezels bestaan net als houtvaten uit dode langgerekte houtcellen met dikke wanden. Vezels zijn nog sterker dan houtvaten.
De stevigheid van vezels en houtvaten is niet afhankelijk van water.
     
Kruidachtige planten: Geen of weinig hout in de stengels, zijn afhankelijk van stevigheid uit hun vacuolen. Gaan slap 
hangen bij uitdrogen.

Houtachtige planten: Deze planten hebben 
veel hout in hun stengels (struiken/bomen). 
Stengels blijven stevig bij uitdrogen. 


Slide 13 - Tekstslide

Wortels

Opname en transport van water en mineralen.

Wortelharen: hiermee neemt een plant water met mineralen mee op uit de bodem. Dit gebeurt vooral via de celwanden van de wortelharen.

Slide 14 - Tekstslide

De celwanden vervoeren vervolgens het grootste gedeelte naar de houtvaten van de wortel. 
In de wortel liggen ze in het midden.

De rest van het water gaat naar cellen van de wortel.

Aan de onderzijde van de wortel blijven de cellen zich delen, zodat de wortel steeds verder de grond in groeit.

Slide 15 - Tekstslide

Houtvaten vervoeren het water met mineralen omhoog tegen de zwaartekracht in. Dit kan doordat er een zuigende kracht omhoog ontstaat door het verdampen van water in de bladeren.
- Water wordt in het blad weer aangevuld door houtvaten in de nerven. 
- Water in de nerven wordt aangevuld door water uit de houtvaten in de stengels. 
- Water in de stengels wordt aangevuld door water uit 
   houtvaten in de wortels. 

De wortels van planten persen het water in de houtvaten 
omhoog, dit heet worteldruk. 
Bij de meeste planten is de bijdrage van het transport door 
worteldruk gering.
Het water wat in de bladeren aankomt verdwijnt door verdamping voor het grootst gedeelte.
Mineralen die achter blijven gebruikt de plant om allerlei stoffen van te maken, bijv. eiwitten Rest van het water wordt gebruikt door fotosynthese.

Slide 16 - Tekstslide

zelfstandig werken
Basisstof 2
opdrachten 11 tm 20
klaar? 
nakijken

Slide 17 - Tekstslide

Bs 3 Glucose als grondstof
Energierijke stoffen:
Stoffen waaruit levende en dode organismen zijn opgebouwd of door organismen zijn gevormd.
Koolhydraten (glucose&zetmeel), eiwitten, vetten
Energiearme stoffen:
Komen zowel in organismen voor als in de levenloze natuur. Bijv: mineralen (ijzer), koolstofdioxide en water.
Zonder ijzer kan een plant geen bladgroen maken en de mens geen rode bloedcellen.


Slide 18 - Tekstslide

Fotosynthese en verbranding

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide