3GT meervoudsvormen en leesvaardigheid

3GT meervoudsvormen en leesvaardigheid
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

3GT meervoudsvormen en leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Welkom
Paragraaf 52 meervoudsvormen
Opdrachten maken
Bespreken
Paragraaf 53 moeilijke woorden in een tekst
Opdrachten maken
Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 1
Schrijf de woorden in het meervoud in enkelvoud op.
  • a. dieselauto's --> dieselauto - motoren --> motor
  • b. huizen --> huis - bedrijven --> bedrijf
  • C. hoenderen --> hoen - dagen --> dag
  • D. kinderen --> kind - tweeën --> twee
  • E. meisjes --> meisje - ski's --> ski - pakken --> pak

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak opdracht 2 t/m 9
timer
20:00

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 2
  • a dieselauto’s (1), motoren (2)
  • b huizen (2), bedrijven (2)
  • c hoenderen (5), dagen (2), eieren (5)
  • d kinderen (5)
  • e meisjes (1), ski’s (1)  

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 3
  • a dieselauto’s: pyjama’s, hobby’s, diploma’s
  • motoren: sponsoren, tractoren, senioren
  • b huizen: bazen, kazen, windhozen
  • bedrijven: neven, duiven, staven
  • c hoenderen: volkeren, liederen, goederen
  • dagen: bladen, paden, raden
  • eieren: lammeren, runderen, kalveren
  • d kinderen: aderen, gemoederen, klederen
  • e meisjes: tafels, tasjes, spiegels
  • ski’s: lolly’s, baby’s, menu’s 

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 4
  • a luchten (2), steden (4)
  • b stoffeerders (1), vloerbedekkingen (2)
  • c ruiven (2), schuren (2)
  • d schepen (4), werven (2)
  • e sleeën (3), bergingen (2)
  • ski’s: lolly’s, baby’s, menu’s 

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 5
  • Woorden die eindigen op -ie waarbij de klemtoon op -ie ligt, eindigen in het meervoud op-ieën. 

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 6
  • a juweliers
  • b wezen
  • c dictees
  • d albatrossen
  • e kalveren
  • f accu’s
  • g knieën
  • h baby’s

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 6
  • i centra / centrums
  • j coryfeeën
  • k gelederen
  • l collega’s
  • m crises / crisissen
  • n raderen / raden
  • o liederen
  • p academici 

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 7
  • a schuiven
  • b hobby’s
  • c ideeën
  • d fornuizen
  • e eenheden
  • f mogelijkheden
  • g paraplu’s
  • h musici
  • i symfonieën
  • j bladeren 

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 8
  • a academici
  • b raderen / raden
  • c crises / crisissen
  • d gelederen
  • e coryfeeën
  • f albatrossen
  • g reçu’s 
  • j bladeren 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 1
Lees de tekst 'Zie je die stoeptegel? Dat was huisvuil'
1. Omschrijf in één woord waar de stoeptegel van is gemaakt.

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 2
Is het nodig om de betekenis van commercieel directeur te kennen om de tekst te begrijpen? Leg uit waarom?

Slide 31 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak opdracht 3 t/m 10
timer
20:00

Slide 32 - Tekstslide

Afsluiting
Volgende les: kijk- en luistertoets

Neem je laptop en oortjes mee.

Slide 33 - Tekstslide