Taalverandering

TAALVERANDERING
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

TAALVERANDERING

Slide 1 - Tekstslide

Het doel van deze les
Jij weet aan het einde van deze les hoe het kan dat de taal verandert. 

Slide 2 - Tekstslide

Blijft de taal hetzelfde of verandert het nog steeds?
A
De taal blijft hetzelfde
B
De taal verandert nog steeds

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Video

Het verschil tussen de taal van nu en de taal van toen.

Slide 5 - Woordweb

Lees de tekst en maak de opdrachten

Klaar? Doe even iets voor jezelf :-)

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 1:
A De woorden van de taal, de uitspraak van de taal en ook de grammatica. Door middel van neologismen.
B Ja, want steeds minder mensen kennen het verschil tussen hen, hun of zij. Daarom gebruiken steeds meer mensen ’hun’ verkeerd en dit verandert de taal vroeg of laat.



Opdracht 2:
A Er worden oude woorden uitgesproken die nu niet meer gebruikt worden.
B Omdat er in tien jaar veel neologismen worden geïntroduceerd.
C Eigen antwoord.

Opdracht 3:
A Neologismen.
B Steeds minder Nederlanders verstaan het verschil tussen de s en de z.



Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 4:
A 1. Doordat mensen zich op verschillende plaatsen gevestigd hebben en weinig contact met elkaar hadden, zijn de talen in de loop der tijd veranderd.
2. Doordat kinderen een taalregel niet meer herkennen in het taalgebruik van hun ouders en het dus niet anders/niet gaan gebruiken.
3. Door veel nieuwe gebruikers kan een taal veranderen.
B Nee, ze lijken tegenwoordig juist minder op elkaar omdat de Germaanse talen zijn veranderd door nieuwe woorden en taalregels.

C Het Engels lijkt meer op het Nederlands dat wij tegenwoordig gebruiken. Dit komt door het gebruik van veel Engelse woorden in de Nederlandse taal.
D Eigen antwoord

Opdracht 5:
A Waar
B Niet waar
C Waar


Opdracht 6:
A t/m D Eigen antwoord

Slide 8 - Tekstslide

Waardoor verandert de taal?

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide