Ch1B + BTG 4

Hi H3D!
Today's plan:
  • Check BTG 4
  • Grammar: Future tense
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hi H3D!
Today's plan:
  • Check BTG 4
  • Grammar: Future tense

Slide 1 - Tekstslide

goal:
I know when and how to use the 4 different future tenses.

Slide 2 - Tekstslide

check homework

  • use a red pen for corrections

Slide 3 - Tekstslide

Theme words p.30
Buddy = maatje
spare time = vrije tijd
spontaneous = spontaan
to attend = bijwonen
to catch up with = bijpraten met
to chill = chillen/relaxen
to have a blast = het heel gezellig hebben

Slide 4 - Tekstslide

Theme words p.30
to keep in touch = contact houden
to look forward to = zich verheugen op
to make it = het halen (bijvoorbeeld een afspraak)
to show up =  op komen dagen
to socialise = gezellig doen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Theme words p. 31
amusement park = pretpark
bowling alley = bowlingbaan
carnival = carnaval/kermis/braderie
concert hall = concertzaal
country fair = boerenmarkt
flea markt = vlooienmarkt/rommelmarkt


Slide 9 - Tekstslide

Theme words p. 31
fun fair = kermis
ice rink = ijsbaan
race track = racebaan
stadium = stadion
to hit the beach = naar het strand gaan
to rent a bike  = een fiets huren

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

The cheerleader effect
People appear more attractive when they appear in
a group rather than individually

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Grammar 
The future tense

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Match the example to the name 
Present simple
Present continuous
Future with will
Future with going to
I'm going to study really hard for this test
The summer holiday starts on the 24th of July. 
Hang on, I'll help you with that. 
My sister is getting married next week. 

Slide 35 - Sleepvraag

Match the use to the name 
Present simple
Present continuous
Future with will
Future with going to
Dingen die al vaststaan, door een ander geregeld. 
Beloftes, voorspellingen zonder bewijs, dingen die je nu beslist en meteen gaat doen. 
Gebeurtenissen in de toekomst waarvoor al dingen geregeld / afgesproken zijn 
Plannen zonder dat er iets geregeld is, voorspellingen met bewijs

Slide 36 - Sleepvraag

Dus: 

Gaat het volgens een dienstregeling of rooster? Present simple. 

Zijn er al dingen geboekt, geregeld, betaald, afgesproken? Present continuous. 

Zijn het plannen, of voorspellingen waar je bewijs voor hebt? Going to - future 

Zijn het beloftes, voorspellingen zonder bewijs, dingen die nu beslist worden en meteen gebeuren? Future with will. 


Slide 37 - Tekstslide

Which form of the future is correct here?
A
Do you think she is going to come soon?
B
Do you think she will come soon?

Slide 38 - Quizvraag

Choose the right form of the future.
I (meet) him at seven at the cinema.
A
will meet
B
am going to meet
C
'm meeting
D
meet

Slide 39 - Quizvraag

Which form of the future is correct here?
A
In the new year I'm going to stop eating so much junk.
B
In the new year I will stop eating so much junk.

Slide 40 - Quizvraag

Which form of the future should be used here?
A
She has a yoga class tomorrow morning.
B
She is having a yoga class tomorrow morning.

Slide 41 - Quizvraag

Fill in a form of the future:
Look at the sky! It ____ (rain) soon!
A
will
B
going to rain
C
will rain
D
is going to rain

Slide 42 - Quizvraag

Fill in the correct form of the future: School _________ at 15.25 pm.
A
ends
B
is ending
C
will end
D
is going to end

Slide 43 - Quizvraag

Which form of the future is correct here?
A
My grandparents visit us this Easter.
B
My grandparents are visiting us this Easter.

Slide 44 - Quizvraag

Fill in a form of the future:
I promise, I ____ (be) on time.
A
will
B
am going to
C
will be
D
am going to be

Slide 45 - Quizvraag

Shall/ will + verb:
1. Gaat de actie zeker door bij de future in deze form?
A
Nee (niet waarschijnlijk)
B
Ja (waarschijnlijk)

Slide 46 - Quizvraag

Homework Tuesday
Do ex 13, 14, 16 pages 44/45
Study: All BTG words

Slide 47 - Tekstslide