2.4 Slaven op de plantages
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Sleepvraag
Welk bedrijf uit de Republiek deed aan driehoekshandel?
A
VOC
B
WIC
Slide 4 - Quizvraag
Juist
Onjuist
De WIC nam spullen zoals wapens en textiel mee naar Nederland.
Vanuit Suriname vervoerde de WIC plantageproducten.
Slaven uit West-Afrika werden door de WIC naar de andere kant van de oceaan gebracht, naar de Antillen en Suriname.
Slide 5 - Sleepvraag
Lees: Op de plantage
Sleep de producten die op de plantages werden verbouwd naar het schip. Slide 6 - Sleepvraag
Sleep de letters naar de juiste plaats.
A akker
B oerwoud
C rivier
D kanaaltje of sloot
E huis van de plantagehouder
F slavenhutten
G bijgebouwen
A
B
C
D
E
F
G
Slide 7 - Sleepvraag
Zie je een basja in bron 13 of 14, leg uit hoe je hem herkent.
Slide 8 - Open vraag
Lees: Oorzaken en gevolgen
Of een oorzaak direct of indirect is, kun je goed zien als je alle oorzaken in een schema zet.
Zet de zinnen in de goede volgorde.
Europa wil plantageproducten
Er komt slavenhandel
Plantages hebben arbeiders nodig
Slide 9 - Sleepvraag
Lees: slavenopstanden
De moeder van Boni werd verkracht door haar eigenaar. Welk direct en indirect gevolg had dat?
De moeder van Boni werd verkracht door haar eigenaar. Welk direct en indirect gevolg had dat?
Slide 10 - Open vraag
1. Europa wil plantageproducten
2. Er komt slavenhandel
3. Plantages hebben arbeiders nodig
Welke zinnen zijn correct
2. Er komt slavenhandel
3. Plantages hebben arbeiders nodig
Welke zinnen zijn correct
A
Zin 2 is een directe oorzaak van zin 3
B
Zin 1 is een indirecte oorzaak van zin 2
C
Zin 1 is een directe oorzaak van zin 2
D
Zin 2 is een indirecte oorzaak van zin 3
Slide 11 - Quizvraag
De slaven kwamen niet vaak in opstand. Wat is daar geen reden voor.
A
Ze konden niet lezen en schrijven
B
Ze hadden geen vuurwapens
C
Er was veel ruzie tussen de slavenhouders
D
De cultuur tussen de slaven verschilde ook heel erg
Slide 12 - Quizvraag
Bekijk bron 1 op blz 24 nog eens. Vergelijk de opstand van Boni met de opstand van Tula. Zet de juiste zinnen bij de juiste naam.
Boni
Tula
Hij woonde op Curaçao
Zijn opstand werd binnen enkele weken neergeslagen.
Hij vluchtte het oerwoud in
Hij werd verslagen met hulp van de roodmutsen.
Slide 13 - Sleepvraag
Het Surinaamse woord voor 'roodmuts; is redimusu. Dit is in onze tijd een scheldwoord en betekent zoiets als 'laffe verrader'. Leg uit waarom de roodmutsen in de ogen van veel Surinamers verraders waren.
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Sleepvraag
Lees: abolitionisme en bron 16 en bekijk bron 15.
Wat was geen bezwaar tegen de slavernij?
Wat was geen bezwaar tegen de slavernij?
A
Slaven moesten ook dezelfde rechten hebben.
B
Het werd te duur.
C
Slaven werden heel slecht behandeld
D
Het was niet Christelijk om mensen als slaaf te houden.
Slide 16 - Quizvraag
Voorstanders van de afschaffing van slavernij.
A
kolonialisten
B
slavenhandelaren
C
abolitionisten
D
plantagehouders
Slide 17 - Quizvraag
Abolitionisme betekent:
A
Slavernij
B
Gelijkheid
C
Mensenrechten
D
Afschaffing slavernij
Slide 18 - Quizvraag
Het boek van Stedman zorgde ervoor dat meer/minder mensen tegen de slavernij waren.
A
meer
B
minder
Slide 19 - Quizvraag
Engeland begon als eerste met de afschaffing slavernij in 1833. Wanneer deed Nederland dit?
A
1840
B
1863
C
1900
D
1875
Slide 20 - Quizvraag
Lees de tekst in de afbeelding
hiernaast. Welke gevolgen op korte en lange termijn beschrijft Bartelink.
hiernaast. Welke gevolgen op korte en lange termijn beschrijft Bartelink.
