Woordsoorten: Lidwoorden

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b
• Leerjaar 1

LIDWOORDEN

de

het

een

Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord!

Een zelfstandig naamwoord is 

een dier, een ding of een mens.

Er zijn 3 lidwoorden: de, het, een

HET LIDWOORD

lidwoorden:  de  en  het

Het is duidelijk wie of wat je bedoelt:

de fiets, het huis, het paard, ...

LIDWOORD

een

Het is dan niet duidelijk.

een fiets, een huis, een paard, ...

EEN LIDWOORD

de muis

de deur

het huis

het raam

het meisje

het boekje

de muizen

de deuren

de huizen

de ramen

de meisjes

de boekjes

het

de

de of het??

Als je het niet zeker weet, 

dan kies je 'de'.

familie

1. de
2. het

gezin

1. de
2. het

meisje

1. de
2. het

jongen

1. de
2. het

jongetje

1. de
2. het

huisje

1. de
2. het

huis

1. de
2. het

voetballer

1. de
2. het

kat

1. de
2. het

visje

1. de
2. het

vis

1. de
2. het

paard

1. de
2. het

pony

1. de
2. het

konijn

1. de
2. het

haas

1. de
2. het

hond

1. de
2. het

honden

1. de
2. het

hondje

1. de
2. het

lucht

1. de
2. het

het

Altijd bij verkleinwoorden in het enkelvoud.

het bloempje

het huisje

het balletje

het kettinkje

het

bij landen en plaatsnamen

het kleine Nederland

het mooie Amsterdam

Je gebruikt alleen een lidwoord als je ook een adjectief gebruikt. 

Ik woon in Nederland. (zonder lidwoord)

Ik ga naar Amsterdam. (zonder lidwoord)

het

bij stofnamen

het ijzer

het houd

het zilver

het goud

het papier

het

altijd bij talen

het Nederlands

het Engels

het Turks

het Arabisch

het

altijd bij windrichtingen

het oosten

het westen

het zuidoosten

het noordwesten

de

bij vruchten, bomen en planten

de appel, de peer

de eik, de palm

de roos

de

bij cijfers en letters

de zes, de twintig

de a, de b, de x

DOEL VAN DE LES

Jullie kennen de regels die bij de lidwoorden horen, zodat je weet wanneer je de, het of een moet gebruiken.

Werkwoorden LOWAN 1-4