- (Ruitjesschrift of ruitjespapier in de multomap)
- Routekaart
Slide 7 - Tekstslide
Sleep naar de juiste plaats:
transformator
turbine
brander
generator
Slide 8 - Sleepvraag
Bereken de energie als een kachel 20 minuten brandt. De kachel heeft een vermogen van 2 kW
A
2 400 000 J
B
2 400 J
C
0,66 J
D
4000 J
Slide 9 - Quizvraag
Leerdoelen
Je kunt uitleggen waarom in het elektriciteitsnet verschillende spanningen worden gebruikt.
Je kunt de werking van een transformator uitleggen.
Je kunt de primaire en secundaire spanning van een transformator uitrekenen met behulp van het aantal windingen.
Je kunt de primaire en secundaire stroomsterkten en spanningen berekenen bij een ideale transformator.
Slide 10 - Tekstslide
De elektriciteitscentrale
Branders: verbrandt de brandstof om water te verhitten waardoor er stoom met hoge druk ontstaat.
Turbine: De stoom spuit tegen de schoepen van de turbine zodat deze om zijn as gaat draaien.
Condensor: De afgewerkte stoom wordt afgekoeld met koelwater zodat dit condenseerd en opnieuw verhit kan worden in de brander.
Generator: Dit is een dynamo die de draaiing van de turbine omzet in elektrische energie.
Transformator: Deze verhoogt de spanning om gebruikt te worden op het elektriciteitsnet.
Slide 11 - Tekstslide
Stroom door een draad
Als er een stroom door een draad loopt, ontstaat er altijd
(een beetje) warmte. Elektrische energie wordt omgezet in warmte. Dit is energieverlies.
Slide 12 - Tekstslide
Elektriciteitsnet
Een hogere spanning is
minder energieverlies
Daarom wordt elektriciteit
over grote afstanden met
een hoge spanning
vervoert.
Slide 13 - Tekstslide
Wat gebeurt er als er een stroom door een draad loopt?
A
Er ontstaat warmte
B
Er ontstaat licht
C
De draad wordt sterker
Slide 14 - Quizvraag
Zet op aflopende spanning
Slide 15 - Sleepvraag
Waarom wordt elektriciteit over grote afstanden met een hoge spanning vervoerd?
A
Minder energieverlies
B
Meer energieverlies
C
Sneller transport
Slide 16 - Quizvraag
Gelijkspanning en wisselspanning
Gelijkspanning Wisselspanning
- Stroom loopt - Stroom loopt telkens in
altijd in dezelfde richting andere richting
- Vaste + en - - Geen vaste + en -
- Bijv. batterij / accu - Bijv. dynamo / netspanning
Slide 17 - Tekstslide
Lichtnet
De spanning op het stopcontact (lichtnet) gaat 50 keer per seconde (50 Hz) tussen 325 V en -325 V op en neer.
Negatief -> Polariteit omgedraaid (+ en - gewisseld)
De effectieve spanning is 230 V.
Slide 18 - Tekstslide
Werking van een transformator
Door de primaire spoel loopt een wisselstroom. Daardoor ontstaat er een magnetisch veld dat telkens van richting en grootte verandert. Het werkt als een elektromagneet.
De weekijzeren kern wordt door de primaire spoel gemagnetiseerd. En verandert dus ook 100 keer per seconde van richting.
Het magneetveld in de secundaire spoel verandert door de gemagnetiseerde weekijzeren kern. Hierdoor ontstaat er een wisselspanning op de uiteinden van de secundaire spoel.
Slide 19 - Tekstslide
Werking van een transformator
Werkt alleen op wisselspanning.
Het magneetveld geeft de elektrische energie door tussen de primaire en secundaire spoel.
Er is dus geen elektrische stroom tussen de spoelen.
De verhouding tussen Up en Us is afhankelijk van het aantal windingen.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Lage spanning
Weinig pakketjes per truck
Hoge stroomsterkte
Veel truck per dag
Hoge spanning
Veel pakketjes per boot
Lage stroomsterkte
Weinig boten per dag
Slide 22 - Tekstslide
Waar vind je dit principe?
Slide 23 - Tekstslide
Wat is de werking van een transformator?
A
Magneetveld geeft elektrische energie door
B
Magneetveld genereert elektriciteit
C
Er is elektrische stroom tussen de spoelen
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen gelijkspanning en wisselspanning?
A
Wisselspanning heeft vaste + en -
B
Gelijkspanning heeft vaste + en -
C
Wisselspanning loopt altijd in dezelfde richting
Slide 25 - Quizvraag
Werking van een transformator
Door de primaire spoel loopt een wisselstroom. Daardoor ontstaat er een magnetisch veld dat telkens van richting en grootte verandert. Het werkt als een elektromagneet.
De weekijzeren kern wordt door de primaire spoel gemagnetiseerd. En verandert dus ook 100 keer per seconde van richting.
Het magneetveld in de secundaire spoel verandert door de gemagnetiseerde weekijzeren kern. Hierdoor ontstaat er een wisselspanning op de uiteinden van de secundaire spoel.
Slide 26 - Tekstslide
Omhoog en omlaag transformeren
Up = Spanning over de primaire spoel (in V)
Us = Spanning over de secundaire spoel (in V)
Np = Aantal windingen van de primaire spoel
Ns = Aantal windingen van de secundaire spoel
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Stap voor stap oplossen
Stap 1: Lees de opdracht
Stap 2: Noteer gegevens (en gevraagd)
Stap 3: Noteer de formules
Stap 4: Vul de gegevens in
Stap 5: Werk de berekening uit
Stap 6: Noteer de uitkomst
Stap 7: Controleer de uitkomst blz 179 en 180
Slide 29 - Tekstslide
Een ideale transformator heeft een primaire spoel met 400 windingen en een secundaire spoel met 10 windingen. De primaire spanning is 230 V. Bereken de secundaire spanning.
Slide 30 - Open vraag
De ideale transformator
Een transformator zet elektrische energie met een hoge spanning om in elektrische energie met een lage spanning (of andersom).
Daarbij ontstaat een kleine hoeveelheid warmte: energieverlies.
Bij een ideale transformator zeggen we dat er geen energieverlies is.
Dus het vermogen van de primaire en secundaire spoel zijn gelijk.
Slide 31 - Tekstslide
De ideale transformator
Dus het vermogen van de primaire en secundaire spoel zijn gelijk.
Oftwel: Pp = Ps
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Op de transformator uit de vorige vraag (Up=230V; Us=5,75V) is een gloeilampje aangesloten waardoor er een stroom van 0,50 A door de secundaire spoel loopt. Bereken de stroomsterkte door de primaire spoel.
Slide 34 - Open vraag
Aan de slag
Slide 35 - Tekstslide
Begrippen uit deze les
Elektromagneet
Effectieve spanning
Frequentie
Polariteit
Energieverlies
(Ideale) transformator
Primaire / secundaire spoel
Primaire / secundaire spanning
Slide 36 - Tekstslide
Begrippen uit deze les
Slide 37 - Tekstslide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 38 - Open vraag
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen