Oefentoets SE3

Oefentoets SE3 Rechtsstaat
Havo maatschappijleer 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets SE3 Rechtsstaat
Havo maatschappijleer 

Slide 1 - Tekstslide

De rechten en plichten van een Tweede Kamerlid vallen onder het ....
A
staatsrecht
B
bestuursrecht
C
ondernemingsrecht
D
privaatrecht

Slide 2 - Quizvraag

Het strafrecht hoort bij het publiekrecht omdat ....
A
het gaat om de relatie tussen de overheid en burgers
B
wat strafbaar is, wettelijk is geregeld
C
het gaat om de inrichting van het OM en de rechterlijke macht
D
het gaat om de relatie tussen burgers onderling.

Slide 3 - Quizvraag

In een rechtsstaat:
A
hebben burgers rechten en plichten en de overheid niet
B
hebben burgers en overheid allebei rechten en plichten
C
hebben burgers rechten en de overheid plichten
D
hebben burgers plichten en de overheid rechten

Slide 4 - Quizvraag

De rechter heeft bij een vonnis de mogelijkheid om straffen en strafrechtelijke maatregelen op te leggen.

Nederland kent drie hoofdstraffen. Eén daarvan is de vrijheidsstraf.
Noem de andere twee soorten hoofdstraffen

Slide 5 - Open vraag

Wat is noodzakelijk in een rechtsstaat?
I. De wetgevende en rechterlijke macht zijn gescheiden.
II. Het legaliteitsbeginsel is van toepassing.
III. Er is een grondwet opgesteld.
IV. De bevolking heeft klassieke grondrechten

A
I, II en III zijn juist
B
III en IV zijn juist
C
I, III en IV zijn juist.
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 6 - Quizvraag

In de grondwet staat beschreven:
I. dat alle burgers in gelijke gevallen gelijk worden behandeld.
II. op welke misdrijven gevangenisstraf staat.
III. wat de straffen op het overtreden van sociale grondrechten zijn

A
Alleen I is juist
B
I en II zijn juist
C
II en III zijn juist
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 7 - Quizvraag

Stel, de tbs-regeling heeft niet het beoogde effect. Welke macht binnen de trias politica beslist dan of deze regeling moet worden gewijzigd of afgeschaft?
A
De wetgevende macht
B
De uitvoerende macht
C
De rechterlijke macht
D
Volgens de ‘checks and balances’: de drie machten samen

Slide 8 - Quizvraag

Rechter
Advocaat
Officier van Justitie
Getuige
Verdachte
Opening
Onderzoek 
Vonnis
Ten laste legging
Requisitoir
Onder ede
Laatste woord
Pleidooi

Slide 9 - Sleepvraag

Welke bewering is juist
I. In het Wetboek van Strafrecht staan de overtredingen en misdrijven.
II. In het Wetboek van Strafvordering staan de regels voor de politie en officier van justitie.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Rechtsbescherming betekent dat de overheid als taak heeft de burgers te beschermen tegen machtsmisbruik van de overheid zelf en tegen andere burgers. Deze stelling is.
Juist
Onjuist

Slide 11 - Poll

Sinds een aantal jaren bestaat de Wet OM-afdoening. (strafbeschikking)
Leg uit wat deze afdoening inhoudt.

Slide 12 - Open vraag

Wat is een voordeel van de Wet OM-afdoening? (strafbeschikking)

Slide 13 - Open vraag

Noem ook een bezwaar van de Wet OM-afdoening (strafbeschikking)

Slide 14 - Open vraag

Als je in je bijbaan ruzie hebt met je baas omdat hij je weigert geld voor overwerk te betalen, dan is dat een zaak voor het STRAFRECHT / BURGERLIJK RECHT.

Slide 15 - Open vraag

Tussen een rechtszaak in het burgerlijk recht en een rechtszaak in het strafrecht bestaan verschillen en overeenkomsten.
Noem twee verschillen tussen beide soorten rechtszaken.

Slide 16 - Open vraag

In het burgerlijk recht spelen verschillende partijen een rol.
Welke van de beweringen zijn juist?
I. De persoon of organisatie die naar de rechter stapt, heet eiser.
II. Degene die zich in het proces moet verdedigen, heet gedaagde.
III. Eiser en gedaagde moeten zich altijd laten bijstaan door een advocaat

A
I en II zijn juist.
B
I en III zijn juist.
C
II en III zijn juist.
D
I, II en III zijn juist.

Slide 17 - Quizvraag

Rechtszaken in hoger beroep worden behandeld door:
A
de politierechter en het gerechtshof
B
het gerechtshof en het Openbaar Ministerie
C
de meervoudige kamer en de Hoge Raad
D
het gerechtshof

Slide 18 - Quizvraag

Een winkeldief die voor de eerste keer voor diefstal is gearresteerd, krijgt van de rechter vier weken voorwaardelijke celstraf.
Welke doelen van straffen spelen hierbij een belangrijke rol?
A
Vergelding en afschrikking.
B
Beveiliging van de samenleving en vergelding
C
Wraak en vergelding
D
Beveiliging van de samenleving en afschrikking

Slide 19 - Quizvraag

In de VS bestaat het ‘plea bargaining’. Daarbij sluit de advocaat van een verdachte een deal met
A
de rechter
B
de politie
C
de officier van justitie
D
de rechtbank.

Slide 20 - Quizvraag

Bij welke theorieën over de oorzaken van crimineel gedrag horen deze uitspraken?
I. ADHD-jongeren hebben meer kans om bij vechtpartijen betrokken te raken.
II. Mensen die al een paar keer in de gevangenis hebben gezeten, blijven vaak op het criminele pad omdat zij hun baan en het contact met de familie hebben verloren

A
I Psychoanalyse II sociobiologie
B
I bij de anomietheorie II bij de sociobiologie
C
I bij de zelfcontroletheorie II bij de bindingstheorie
D
I bij de aangeleerd-gedragtheorie II bij de rationele-keuzetheorie.

Slide 21 - Quizvraag

Na voetbalrellen neemt de politie tien supporters mee naar het bureau. Ze worden verdacht van geweldpleging en vernieling.
De politie mag de supporters:
I. een strafbeschikking uitvaardigen.
II. een transactie opleggen.
III. fouilleren.

A
Alleen I is juist.
B
I en II zijn juist.
C
Alleen III is juist.
D
I, II en III zijn juist

Slide 22 - Quizvraag

Er zijn jongeren die na het uitgaan bushokjes vernielen en spiegels van auto’s slaan.
Welke theorie over de oorzaken van crimineel gedrag verklaart dit gedrag het beste?

A
De aangeleerd-gedragtheorie van Sutherland
B
De anomietheorie van Merton
C
De bindingstheorie van Hirschi
D
De rationele-keuzetheorie

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn de drie pijlers van de verzorgingsstaat?
A
Onderwijs, gezondheidszorg en werkgelegenheid
B
Gezondheidszorg, sociale zekerheid en collectieve voorzieningen
C
Sociale zekerheid, onderwijs en gezondheidszorg
D
Werkgelegenheid, collectieve voorzieningen en gezondheidszorg.

Slide 24 - Quizvraag

Liberalen willen in een verzorgingsstaat collectieve uitgaven voor zorg en uitkeringen laag houden met het doel:
A
meer geld te kunnen besteden aan onderwijs en cultuur
B
de eigen verantwoordelijkheid van burgers te stimuleren
C
gezinnen met weinig inkomen meer zekerheid te kunnen bieden
D
werkloosheid te voorkomen

Slide 25 - Quizvraag

Nederland is een verzorgingsstaat. Leg uit wat de relatie is tussen de solidariteitsgedachte en de verzorgingsstaat

Slide 26 - Open vraag

Alle werkende mensen betalen mee aan uitkeringen van werklozen. Leg uit waarom uitkeringen een collectief belang vormen.

Slide 27 - Open vraag

deze proeftoets was:
0 = verschrikkelijk moeilijk en 100 = te gemakkelijk
-2100

Slide 28 - Poll

laatste les maatschappijleer 
Je eerste HAVO / VWO certificaat bij een gemiddelde van tenminste een 5,5 

Slide 29 - Tekstslide

wat voor cijfer zou je mij geven voor de lessen en de manier van lesgeven dit schooljaar.
1100

Slide 30 - Poll

Een top?
volgend jaar zeker blijven doen.

Slide 31 - Open vraag

Een tip voor volgend jaar

Slide 32 - Open vraag

                heel veel succes bij SE3 
en daarna natuurlijk ook bij de centrale examens, omdat  kanjers ook een (beetje) geluk nodig hebben:

Slide 33 - Tekstslide