To be going to - grammar H5

English -  future 
Daily dilemma:
Would you rather always wear flip-flops, or heavy, thick, leather boots?
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

English -  future 
Daily dilemma:
Would you rather always wear flip-flops, or heavy, thick, leather boots?

Slide 1 - Tekstslide

Grammar - future
4 werkwoordstijden
1. To be going to + hele ww
- Als het plan er al was vóór het gesprek -> We're going to study for our test this afternoon
- Bij een voorspelling gebaseerd op een aanwijzing -> That rock is going to fall, It's wobbling already


Slide 2 - Tekstslide

We aren't (...) any elephants today, becouse they're miles away!
(going to + to see)

Slide 3 - Open vraag

Look at that blue sky! It's (..) a beautiful day today.
(going to + to be)

Slide 4 - Open vraag

I'm (...) lots of photo's today!
(to take)

Slide 5 - Open vraag

2. Will/Shall + hele ww
Ik gebruik will als:
- Het plan ontstaat tijdens het gesprek -> Are you hungry? I'll get you some food! 
-Bij een voorspelling die gebaseerd is op een mening -> I think the safari will be great!
- Bij een spontaan aanbod, weigeringen, beloftes, voorstellen of verzoeken


Slide 6 - Tekstslide

2. Will/Shall + hele ww
Ik gebruik will:
- Bij feiten -> There will be elephants in the zoo
- Bij onzekerheid over de toekomst (signaalwoorden in de zin zijn altijd: I think, probably of possibly) -> I'll probably get car sick during the safari


Slide 7 - Tekstslide

2. Will/Shall + hele ww
Ik gebruik Shall:
- Bij een voorstel in vraagvorm met I of we als onderwerp -> Shall I open the door for you?



Slide 8 - Tekstslide

I(..) you some tea
(Ik maak je wat thee)

Slide 9 - Open vraag

(...) take you home?
(zal ik je naar huis brengen?)

Slide 10 - Open vraag

(...) probably (...) homesick after 3 days
(Ik zal waarschijnlijk na 3 dagen heimwee krijgen)

Slide 11 - Open vraag

There (...) children attending the wedding
(Er zullen kinderen aanwezig zijn op de bruiloft)

Slide 12 - Open vraag

3. Present simple + 4. Present continuous
3. Present simple = dingen die volgens schema gaan gebeuren   -> The news starts at 8 'o clock
4. Present continuous = dingen die gepland zijn en (bijna) zeker gaan gebeuren -> We're leaving for Africa in the morning

Slide 13 - Tekstslide