Kwaliteitszorg A

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
InformatievaardighedenBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Waarvoor zijn de specifieke regels voor kindercentra?
A
Om de veiligheid en sfeer te behouden
B
Om de veiligheid en hygiëne te garanderen
C
Om de kwaliteit en veiligheid van de begeleiders te garanderen
D
Om de kwaliteit en veiligheid van de kinderen te garanderen

Slide 2 - Quizvraag

Oriëntatie 
Regels die gelden voor jouw werk
Regels voor kindercentra 
Kwaliteit en veiligheid van de kinderen garanderen Aangescherpt
De Wet IKK

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn gedragsregels?
A
Alle regels die in de wet staan
B
Regels die in de wet staan en waar je je aan moet houden
C
Regels die in de wet staan, maar je hoeft je er niet aan te houden
D
Regels die niet in de wet staan, maar waar je je wel aan moet houden

Slide 4 - Quizvraag

Gedragsregels
Gedragsregels zijn regels die niet in de wet staan, maar je moet je wel aan deze regel houden.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een vorm gedragsregel?
A
Waarde
B
Gedrag
C
Norm
D
Uitstraling

Slide 6 - Quizvraag

Normen en waarden
Norm: gaat over de verwachting die mensen gezamenlijk hebben over wat wel en niet hoort, bijvoorbeeld voordingen in een wachtrij.

Waarde: wat vinden mensen belangrijk om na te streven, bijvoorbeeld respect hebben en eerlijk zijn

Slide 7 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van gedragsregels in de beroepspraktijk in het onderwijs

Slide 8 - Open vraag

Beroepspraktijk 
Gedragsregels. 
In het kort: houd rekening met de richtlijnen protocollen van de school en ook met de normen en waarden van de andere. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is een rechtsregel?
A
Een regel dat een rechter kan afdwingen
B
Een regel die een rechter niet kan afdwingen
C
Een regel waar je je niet aan hoeft te houden
D
Een regel die door de rechter bedacht is

Slide 10 - Quizvraag

Rechtsregels
Door de wet gemaakt 
Straffen.
Geschreven als ongeschreven regels.

Slide 11 - Tekstslide

Welke 4 bronnen kent de recht?
A
Het verdrag
B
De wet
C
De jurisprudentie
D
Het gewoonterecht

Slide 12 - Quizvraag

Rechtsbronnen
Verdrag: overeenkomst tussen 2 of meer staten over een bepaald onderwerp
Wet: algemeen geldende geschreven regels die door de overheid wordt vastgesteld
Jurisprudentie: een rechtsbron over alle uitspraken van rechters 
Gewoonterecht: recht die ontstaan is uit alle gewoonte en gebruiken die niet opgeschreven waren (dit gebruiken we nu bijna nooit meer)

Slide 13 - Tekstslide

Wie maken deel uit van de rechtelijke instantie?
A
2e kamer
B
de Hoge Raad
C
1e kamer
D
De Koning

Slide 14 - Quizvraag

Rechtelijke instantie
Bij een rechter moet je niet denken aan een persoon, maar aan de rechtelijke instantie: 
- de rechtbank: Hier behandelen de rechters de misdrijven
- het gerechtshof: Hier ga je naartoe als je het niet eens bent met het vonnis
- de Hoge Raad: Deze rechters behandelen de cassatiezaken

Slide 15 - Tekstslide

Hoe informeer je de ouders/verzorgers van de kinderen over de regels binnen school, zodat ze dit kunnen naleven?
A
Informatieavond
B
Informatie aan het kind meegeven
C
Niet, het is toch normaal welke regels er zijn.
D
Nieuwsbrief

Slide 16 - Quizvraag

Handhaving door de organisatie
Informeren van alle betrokkenen
Blijven herhalen.
Gedragsprotocol: geeft duidelijkheid over hoe iedereen de regels moet naleven. Bij het niet naleven van deze regels kan een organisatie strafmaatregelen nemen.

Slide 17 - Tekstslide

Hoe zorg je ervoor dat een kind de regels naleeft?
A
Niet doen, het kind komt er zelf wel achter
B
Goed gedrag goedkeuren (complimenteren)
C
Ongewenst gedrag afkeuren
D
Heel boos kijken en het kind negeren

Slide 18 - Quizvraag

Handhaving door de pedagogische medewerker
Regels gaan naleven
Corrigeren
Voorbeelden: 
- Je begint pas met eten als je samen 'smakelijk eten' hebt gezongen
- Rennen doe je buiten
- Niet gillen binnen

Slide 19 - Tekstslide