B1-K1-W3 examentraining

B1-K1-W3
Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

B1-K1-W3
Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- AWR
- terugblik
- leerdoelen
- filmpje
- examen
- theorie
- afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Noem 3 handelingen die horen bij ADL

Slide 3 - Open vraag

Leerdoelen
- De student weet wat er  verwacht wordt bij het examen B1-K1-W3



Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Link

Slide 7 - Link

HDL
Huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen (HDL):
De handelingen die noodzakelijk zijn voor het voeren van een huishouden.

Motiveren
Niet voor de cliënt werken, maar met de cliënt.

Slide 8 - Tekstslide

De leefomgeving
Deze wordt gevormd door materiële omgeving en de sociale omgeving waarin mensen verblijven: de ruimte binnen en buiten, maar ook de anderen met wie de omgeving wordt gedeeld.


Slide 9 - Tekstslide

Waarom is het van belang om een prettige/schone leefomgeving te hebben?
de 3 rrr-en??
1. Rust
2. Reinheid
3. Regelmaat

Bevordert ook:
  • Gezondheid
  • Ontwikkeling mogelijkheden
  • Beter functioneren


Slide 10 - Tekstslide

Een goede leefomgeving is
  • Functioneel
  • Sfeervol en verzorgd
  • Veilig (sociaal en fysiek)
  • Ordelijk, opgeruimd en schoon


Slide 11 - Tekstslide

De begeleiding die je geeft binnen wonen en huishouden is......
A
Alles zelf doen
B
Alleen waar nodig
C
Wat het snelste werkt
D
Wat de cliënt vraagt

Slide 12 - Quizvraag

Wasproces
Het wassen van texiel valt onder een HDL activiteit die je samen met een cliënt zou kunnen uitvoeren. Je moet op de hoogte zijn hoe het wasproces in zijn werking gaat:
  1. Vuile was verzamelen
  2. Vuile was sorteren: soort was, kleur & wastemperatuur
  3. Voor behandelen van vlekken of extreem vervuilde was
  4. Wassen: machinaal of met de hand
  5. Drogen: wasdroger of wasrek
  6. Herstellen van wasgoed dat gerepareerd moet worden
  7. Strijken
  8. Vouwen
  9. Opruimen

Slide 13 - Tekstslide

Wassymbolen
Het wassen van texiel valt onder een HDL activiteit die je samen met een cliënt zou kunnen uitvoeren. Je moet op de hoogte zijn hoe het wasproces in zijn werking gaat:
- Vuile was verzamelen
- Vuile was sorteren: soort was, kleur & wastemperatuur
- Voor behandelen van vlekken of extreem vervuilde was
- Wassen: machinaal of met de hand
- Drogen: wasdroger of wasrek
- Herstellen van wasgoed dat gerepareerd moet worden
- Strijken
- Vouwen
- Opruimen

Slide 14 - Tekstslide

Schoonmaken en onderhouden van de woonomgeving
Met de schoonmaakmiddelen kan je mee:

  • Ontvetten -> alkaltisch (soda en ammonia)
  • Ontkalken -> zuur (azijn of citroen)
  • Vloer reinigen -> neutraal (water)

Basisschoonmaakmiddelen:
  • Groene zeep, allesreiniger, kalverwijderaar en glasspray
  • Speciale reinigingsmiddelen: voor hardnekkige vlekken (oven)
  • Onderhoudsmiddelen: en bescherming van materiaal (leer, zilver)
  • Belangrijk bij gebruik is dat je goed de aanwijzingen volgt voor dosering

Slide 15 - Tekstslide

Milieubewust werken
RIVM richtlijnen voor milieubewust werken tijdens het schoonmaken:
  • Gebruik niet meer schoonmaakmiddel en water dan nodig;
  • Reinig regelmatig, zodat het vuil gemakkelijker te verwijderen is en er geen agressieve middelen nodig zijn;
  • Let op het gebruik van overbodig verpakkingsmateriaal als je middelen inkoopt, koop bij voorkeur een geconcentreerd middel of een navulverpakking;
  • Gebruikt zo min mogelijk plastic zakken;
  • Koopt duurzame materialen, zodat het materiaal lang meegaat.



RIVM= Rijksinstituut voor gezondheid en milieu. 

Slide 16 - Tekstslide

Kosten levensonderhoud
Vaste lasten: bijv. huur, elektriciteit, water, gas, televisie abonnementen, zorgverzekering, studiekosten, vervoerskosten, afbetalingen, maar ook gemeentelijke belastingen zoals: afvalstoffenheffing (elk huishouden moet dit betalen).



Reserveringsuitgaven: geld dat je voor verschillende zaken apart houdt: bijv. kleding, vervangen van meubels, apparaten, vakanties etc.​

Huishoudelijke uitgaven: bijv. boodschappen, persoonlijke verzorging (kapper) maar ook het kopen van cadeautjes voor anderen.

Slide 17 - Tekstslide

Inkomen
Je kan op verschillende manieren geld binnenkrijgen. Dit wordt je inkomen genoemd:​


  • Salaris: loondienst, betaald vrijwilligerswerk, zzp’ers. Op je salarisstrook staat je Neto en Bruto inkomen. Bruto inkomen: Je salaris zonder aftrek belastingen. Netto inkomen: je salaris met aftrek belastingen. Dit bedrag krijg je gestort op je rekening. ​
  • Uitkeringen: WW uitkering: geen werk, WIA uitkering: arbeidsongeschikt (via de gemeente regelen).​
  • Kinderbijslag: ontvangen ouders tot de kinderen 18 jaar zijn (via overheid)​
  • Toeslagen: zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag (via de gemeente regelen)



Slide 18 - Tekstslide

Inkomen
Van je inkomen gaat er ook geldbedragen af. Dit wordt je uitgaven genoemd. Je uitgaven kan bestaan uit: Vaste lasten, reserveringskosten en huishoudelijke kosten.​

 
Het kan weleens voorkomen dat jij samen met je cliënt zijn/haar financiële administratie gaat doornemen omdat de cliënt het zelf bijv. niet goed kan overzien.​

Samen met je cliënt kan je de volgende punten doornemen:​
Kasboek bijhouden: je noteert alle inkomen en uitgaven van een cliënt​
Begroting maken: financiële planning maken voor in de toekomst. Je gaat samen met je cliënt inschatten hoe de komende maanden que inkomen en uitgaven eruit gaat zien (hoeveel geld houd de cliënt bijv. na een half jaar over?). Je hebt een maandbegroting en een jaarbegroting.

Slide 19 - Tekstslide

Gezonde voeding
Gezonde voeding: betekent in ieder geval dat iemand voldoende koolhydraten, eiwitten, vetten en de nodige vitaminen en mineralen, vocht binnenkrijgt.


Voedingssupplementen: Pillen, poeders en kruidenpreparaten om eventuele tekorten in de voeding aan te vullen. Voedingssupplementen zijn géén geregistreerde geneesmiddelen.


Voedingsmiddelen zijn levensmiddelen: de producten die je kunt kopen en gebruiken, bijvoorbeeld brood, vlees, kaas of vruchten. Dus voedingsmiddelen zijn alle etenswaren die geschikt zijn voor menselijke consumptie

Voedingsstoffen: zijn de bestanddelen van voedingsmiddelen, zoals eiwitten, vetten, koolhydraten, vitaminen en mineralen. 









Slide 20 - Tekstslide

Gezonde voeding
Je lichaam heeft stoffen nodig om te kunnen functioneren:
  • energieleverende stoffen: koolhydraten en vetten;
  • bouwstoffen: eiwitten;
  • regulerende (of beschermende) stoffen: vitaminen en mineralen.

Daarnaast heeft het lichaam ook vocht en voedingsvezels (niet-verteerbare koolhydraten) nodig.









Slide 21 - Tekstslide

Ergonomie
Tijdens het huishoudelijke werk maak je dynamische en statische bewegingen.
  • Dynamische bewegingen zijn bewegingen met veel afwisseling, zoals stofzuigen, boodschappen doen, ramen lappen. De dynamische bewegingen kun je lang volhouden, omdat er steeds voldoende aanvoer is van zuurstof en energie voor je spieren.
  • Statische bewegingen zijn bewegingen met weinig afwisseling, zoals langdurig strijken. Statische bewegingen zijn belastend voor je lichaam. Dit kan zich bijvoorbeeld uiten in rugpijn. Het is daarom goed om verschillende soorten huishoudelijke werkzaamheden zo veel mogelijk af te wisselen.






























Slide 22 - Tekstslide

Domotica
Voordelen
  • Door domotica kunnen ouderen langer thuis blijven wonen en voor verzorgingstehuizen wordt door de domotica dingen uit handen genomen voor de medewerkers.
  • Mensen worden zelfstandiger in hun dagelijks leven en zorg op afstand geeft hen het gevoel van veiligheid.
  • Domotica in verzorgingstehuizen kunnen ervoor zorgen de werkdruk van personeel naar beneden kan halen

Nadeel
  • Domotica in verzorgingstehuizen kunnen ervoor zorgen dat je je minder personeel nodig hebt
































Slide 23 - Tekstslide

Hoe zorg je ervoor dat de cliënt en naastbetrokkenen zoveel mogelijk zelf doen?                           
- Door alles wat de cliënt en naastbetrokkenen zelf kunnen 
   doen, ook door hunzelf te laten doen.
- Cliënt en naastbetrokken te activeren en te motiveren zoveel 
   mogelijk zelf te doen.

Slide 24 - Tekstslide

Wat neem je mee van deze les?

Slide 25 - Open vraag

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll