§ 2.4 Zure en basische oplossingen

Welkom in de les
Vandaag:
  • Herhaling 
  • Uitleg § 2.4
  • Maken § 2.4: 1 t/m 10


 


§ 2.4 Zure en  basische oplossingen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom in de les
Vandaag:
  • Herhaling 
  • Uitleg § 2.4
  • Maken § 2.4: 1 t/m 10


 


§ 2.4 Zure en  basische oplossingen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Aan het einde van de les kun je:
  1. voorbeelden benoemen van zure en basische oplossingen in het dagelijks leven
  2. een aantal indicatoren benoemen waarmee kan worden nagegaan of een oplossing zuur, basisch of neutraal is
  3. de mate van zuur of basisch zijn aanduiden met de pH-schaal
  4. uitleggen waarmee je de pH kunt bepalen

Slide 2 - Tekstslide

Een zeepmolecuul bestaat uit een ‘kop’ en een ‘staart’.
Welke opmerking is juist?
A
De hydrofiele staart zit het liefste in vet of olie.
B
De hydrofiele staart zit het liefste in water.
C
De hydrofobe staart zit het liefste in vet of olie.
D
De hydrofobe staart zit het liefste in water.

Slide 3 - Quizvraag


A
B
C
D

Slide 4 - Quizvraag

In sommige delen van Nederland is het leidingwater erg hard. Wat is de naam van de stof die het water hard maakt?
A
ammonia
B
citroenzuur
C
kalk
D
mierenzuur

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn de drie hoofdbestanddelen van crème?
A
water, zeep en keukenzout
B
zeep en een schuurmiddel
C
geur- en kleurstoffen
D
water, een vette stof en een emulgator

Slide 6 - Quizvraag

In tandpasta voor extra witte tanden zit een extra hoeveelheid calciumpyrofosfaat, dat als schuurmiddel werkt. Waarvoor zorgt het toevoegen van een schuurmiddel in tandpasta?
A
helpen bij het oplossen van vetresten
B
het polijsten van de tanden
C
het verwijderen van talg
D
het verwijderen van suiker

Slide 7 - Quizvraag

Natuurlijke zeep
Kunstmatige zeep

Slide 8 - Sleepvraag

Welke zuren en basen ken je?

Slide 9 - Woordweb

Zuren en basen

Het begrip 'zuur' komt van de smaak die je kent van citroenen, een zure appel of zure matten.

De tegenhanger van 'zuur' is 'base'

Zuren smaken zuur, basische oplossingen smaken zeepachtig

Slide 10 - Tekstslide

Zuren en basen

De volgende zuren en basen moet je kennen:




Zuur
Zoutzuur
Salpeterzuur
Accuzuur (zwavelzuur)
Azijn
Koolzuurhoudend water
Base
Ammonia
Gootsteenontstopper (NaOH)
Soda-oplossing

Slide 11 - Tekstslide

De meeste zuren en basen zijn vaak erg gevaarlijk.
Waarmee kun je aangeven of stoffen gevaarlijk zijn?

Slide 12 - Open vraag

Waarvoor waarschuwt dit gevarensymbool?

Slide 13 - Open vraag

Waarvoor waarschuwt dit gevarensymbool?

Slide 14 - Open vraag

Indicatoren

Om te onderzoeken of een oplossing zuur, basisch of neutraal is gebruiken wij indicatoren

een indicator laat door een kleurverandering zien met welke stof je te maken hebt


Voorbeelden van indicatoren
Rodekoolsap
Lakmoes(papier)
Fenolftaleïne (FFT)
Universeel indicatorpapier

Slide 15 - Tekstslide

Universeel-indicatorpapier

Slide 16 - Tekstslide

De pH-schaal

Hoe lager de pH, hoe meer zure deeltjes er in de oplossing zitten

Slide 17 - Tekstslide

Indicatoren
36

Slide 18 - Tekstslide

Een oplossing kleurt blauw lakmoespapier rood.
Welke uitspraak is juist?
36
A
De oplossing zuur
B
De oplossing is basisch
C
De oplossing heeft een pH > 7,0
D
De oplossing is neutraal

Slide 19 - Quizvraag

Met lakmoespapier kun je de pH van een oplossing nauwkeurig bepalen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Met wat voor soort stof kun je onderzoeken of een oplossing zuur, basisch of neutraal is?

Slide 21 - Open vraag

Leerdoelencheck!

 ik kan voorbeelden benoemen van zure en basische oplossingen in het dagelijks leven
 ik kan een aantal indicatoren benoemen waarmee kan worden nagegaan of een oplossing zuur, basisch of neutraal is
 ik kan de mate van zuur of basisch zijn aanduiden met de pH-schaal
 ik kan uitleggen waarmee je de pH kunt bepalen

Slide 22 - Tekstslide

Hoeveel leerdoelen beheers jij?
04

Slide 23 - Poll

Aan de slag

  • Maken § 2.4: 1 t/m 10


 


§ 2.4 Zure en  basische oplossingen

Slide 24 - Tekstslide