Oefenen geluid

water
lucht
ijzer
baksteen
3500 m/s
1500 m/s
340 m/s
5100 m/s
1 / 31
volgende
Slide 1: Sleepvraag
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

water
lucht
ijzer
baksteen
3500 m/s
1500 m/s
340 m/s
5100 m/s

Slide 1 - Sleepvraag

Dit is een natuurlijke geluidsbron
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Dit is een natuurlijke geluidsbron
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Welke geluidsbron zien jullie op dit plaatje?

Slide 4 - Open vraag

Een stemvork kan verschillende tonen voortbrengen
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Een geluidbron laat de lucht trillen
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Welke drie dingen heb je nodig om geluid over te brengen?

Slide 7 - Open vraag

gehoorbeentjes
Oorschelp
Trommelvlies

Slide 8 - Sleepvraag

Het trillende vel in een luidspreker heet:

Slide 9 - Open vraag

Teruggekaatst geluid noem je
A
sonar
B
echo
C
tussenstof
D
geluidsbron

Slide 10 - Quizvraag

Een klankkast maakt het geluid
A
harder
B
zachter

Slide 11 - Quizvraag

Een ........... meet de diepte van de zee
A
sonar
B
echo
C
schip
D
anker

Slide 12 - Quizvraag

Sonar werkt met geluid dat mensen wel/niet kunnen horen.
A
wel
B
niet

Slide 13 - Quizvraag

Een lage toon krijg je door
A
lange snaren
B
dunne snaren
C
korte snaren
D
strakke snaren

Slide 14 - Quizvraag

Een hoge toon krijg je door
A
losse snaren
B
dikke snaren
C
korte snaren
D
lange snaren

Slide 15 - Quizvraag

Frequentie is het aantal .......... per seconde
A
geluiden
B
trillingen

Slide 16 - Quizvraag

100 Hertz schrijf je als:

Slide 17 - Open vraag

100 Hz is dus
A
1 trilling per seconde
B
10 trillingen per seconde
C
100 trillingen per seconde
D
1000 trillingen per seconde

Slide 18 - Quizvraag

Het frequentiebereik van mensen (met een normaal gehoor) is:
A
10 Hz tot 10000 Hz
B
20 Hz tot 20000 Hz
C
30 Hz tot 30000 Hz
D
40 Hz tot 40000 Hz

Slide 19 - Quizvraag

Een ander woord voor geluid-sterkte is:

Slide 20 - Open vraag

Geluid-sterkte meet je met een
A
echograaf
B
sonar
C
oscilloscoop
D
decibelmeter

Slide 21 - Quizvraag

Wat zie je hiernaast?
A
Analoge decibelmeter
B
Digitale decibelmeter

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel decibel wijst de meter aan?
A
40 dB
B
50 dB
C
90 dB
D
60 dB

Slide 23 - Quizvraag

10 dB is de geluid-sterkte van
A
ademhaling
B
fluisteren
C
een rustige straat
D
stofzuiger

Slide 24 - Quizvraag

Waar ligt de pijngrens?
A
150 dB
B
140 dB
C
100 dB
D
90 dB

Slide 25 - Quizvraag

Hoe hard is het geluid in een disco ongeveer?
A
60 dB
B
80 dB
C
100 dB
D
140 dB

Slide 26 - Quizvraag

2

Slide 27 - Video

01:44
Wat betekent
'permanente
gehoorschade'?

Slide 28 - Woordweb

01:55
Na hoeveel tijd loop je ongeveer gehoorschade op in een discotheek?
A
10 minuten
B
20 minuten
C
30 minuten
D
1 uur

Slide 29 - Quizvraag

De ................... is de kleinste geluid-sterkte die je nog kunt horen.
A
gehoor-drempel
B
pijngrens
C
decibel
D
volume

Slide 30 - Quizvraag

Welke maatregelen kun je nemen
tegen geluid-hinder?

Slide 31 - Woordweb