Theorie Landschap TH1

Landschap
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Landschap

Slide 1 - Tekstslide

Beschrijf in jouw eigen woorden een landschap in de schilderkunst.

Slide 2 - Open vraag

Hoe noem je dit?
A
Weidegezicht
B
Stadsgezicht
C
Landschap
D
Zeegezicht

Slide 3 - Quizvraag

Noemen we een 'landschap met het uitzicht over de zee als hoofdonderwerp' ook wel rivierlandschap?
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quizvraag

Stadsgezicht
Berglandschap
Zeegezicht
Riviergezicht

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is het hoofdonderwerp van een berglandschap?

Slide 6 - Open vraag

Wat hoort er NIET in een rivierlandschap
A
Uiterwaarden
B
Oevers
C
Zee
D
De loop van de rivier

Slide 7 - Quizvraag

Een stadsgezicht is GEEN landschap
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quizvraag

Land Art is een kunstuiting in de tweede helft van de 20e eeuw. Kunstenaars maken ruimtelijke kunstwerken in een bestaand landschap. Vaak is het landschap zelf deel van het kunstwerk. Hiermee geven zij een bepaalde kijk op het landschap.

Voeg zelf een afbeelding in van een Land Art kunstwerk.

Slide 9 - Open vraag

Wat hoort er niet in een weidelandschap?
A
Intensieve veehouderij
B
Polders
C
Boeren landschap
D
Grazende dieren

Slide 10 - Quizvraag

'Het punt waarvan iets bekeken of in beeld gebracht is' noemen we ook wel:
A
Panorama
B
Standpunt
C
Perspectief
D
Vergezicht

Slide 11 - Quizvraag

kikvorsperspectief
vogelvlucht perspectief
staand/ooghoogte perspectief

Slide 12 - Sleepvraag

Ooghoogte perspectief

Kikvors perspectief

Vogel perspectief

Slide 13 - Sleepvraag

Een panorama is een schilderij in de rondte dat wordt bekeken vanuit het midden.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een vergezicht en een panorama?

Slide 15 - Open vraag

'een in een kunstwerk vastgelegd tijdstip of een fase uit een voortgaande beweging' noemen we ook wel:
A
Project
B
Standpunt
C
Moment
D
Waarneming

Slide 16 - Quizvraag

Je kunt kleuren zien doordat voorwerpen (zon)licht terugkaatsen.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

De kleur van een voorwerp hangt NIET af van het materiaal of de kleurstof.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn de 3 primaire kleuren?

Slide 19 - Woordweb

Een secundaire kleur kun je niet mengen.
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

primair
Secundair
Tertiair

Slide 21 - Sleepvraag

Primair 
Secundair
tertiaire

Slide 22 - Sleepvraag

'Dat wat met de menselijke zintuigen wordt vastgelegd' noemen we ook wel:
A
Auditief
B
Waarneming
C
Project
D
Perspectief

Slide 23 - Quizvraag

Warme kleur
Koude kleur

Slide 24 - Sleepvraag

Een warm schilderij
een koud schilderij
schilderij met primaire kleuren 

Slide 25 - Sleepvraag

Een kleurcontrast is een tegenstelling van kleuren.
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag

Complementair kleurcontrast

Slide 27 - Tekstslide

Wat zijn complementaire kleuren?
A
kleuren gemengd met zwart of wit
B
kleuren tegenover elkaar op de cirkel
C
kleuren die elkaar versterken
D
kleuren die goed staan voor complimenten

Slide 28 - Quizvraag

Wat voor contrast
zie je hier?
A
Kleur-Kleur
B
Licht-donker
C
Warm-Koud
D
Complementair

Slide 29 - Quizvraag

Je kunt van een kleur NIET een hele hoop verschillende tinten hebben.
A
Goed
B
Fout

Slide 30 - Quizvraag

Noem 3 tinten groen

Slide 31 - Woordweb

'Een plan dat volgens een vastgestelde route en procesgang wordt uitgevoerd' noemen we een:
A
Project
B
Moment
C
Opdracht
D
Proces

Slide 32 - Quizvraag

'Een korte, snelle verfstreek' noemen we ook wel een
A
Vlek
B
Kwast
C
Moment
D
Toets

Slide 33 - Quizvraag

Beeldaspect: Ruimte
In een tekening kun je ruimte uitbeelden. Door trucs doe je net alsof er diepte is. Dit noem je ruimte suggestie of perspectief. Er zijn een aantal manieren om die ruimte/perspectief in je tekening te krijgen. Je leert er vandaag 6.
De indruk van diepte op een plat vlak. Door trucs doe je net alsof er diepte is. 

Dit noem je ruimte uitbeelding.

Er zijn een aantal manieren om die ruimte/perspectief in je tekening te krijgen. 
Ruimte uitbeelding

Slide 34 - Tekstslide

Overlapping
Je tekent vormen over elkaar heen: zo zie je dat ze achter elkaar staan.

Slide 35 - Tekstslide

Afsnijding
 Als je aan de rand van een tekening een voorwerp niet helemaal tekent, lijkt het net of het voorwerp buiten de tekening verder gaat.  
Je denkt dan de rest erbij.

Slide 36 - Tekstslide

Verkleining
Alles op de voorgrond is groot getekend en op de achtergrond klein.

Slide 37 - Tekstslide

Vervaging
Alles op de voorgrond is helder/fel van kleur en gedetailleerd en op de achtergrond zijn de kleuren vaag en flets en vormen wazig en vaag

Slide 38 - Tekstslide

Atmosferisch perspectief 
Ontstaat door met het vervagen van kleur een indruk van diepte in het schilderij. Donkere kleuren lijken namelijk meer naar voren te komen en lichte kleuren verdwijnen naar de achtergrond. 

Slide 39 - Tekstslide

Atmosferisch perspectief

Slide 40 - Tekstslide


Welke vormen van
ruimte uitbeelding zie je
hier?
A
overlapping
B
afsnijding
C
verkleining
D
repoussoir

Slide 41 - Quizvraag

Welke vorm van ruimte-uitbeelding herken je?
A
Achtergrond
B
Vervaging
C
Overlapping
D
Kleurperspectief

Slide 42 - Quizvraag

Lijnperspectief
Alle vormen en lijnen lopen naar een verdwijnpunt.
Het verdwijnpunt is een stip op de horizon, die later ook weer weg kan worden gehaald. In de afbeelding zie je de vluchtlijnen nog staan.

Slide 43 - Tekstslide


Voeg een afbeelding in met daarop DOOR JOU aangegeven waar het verdwijnpunt is.

Slide 44 - Open vraag

De plek in de afbeelding waar alle vluchtlijnen naartoe lopen noemen we een:
A
Ruimte uitbeelding
B
Contrast
C
Verdwijnpunt
D
Landschap

Slide 45 - Quizvraag

Vluchtlijnen lopen NIET naar een punt op de horizon.
A
Goed
B
Fout

Slide 46 - Quizvraag

Slide 47 - Tekstslide