Blaasinstrumenten
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Geluid is het trillen van de lucht.
Wat is waar?
Wat is waar?
A
Hoe sneller de trillingen, hoe hoger het geluid
B
Hoe langzamer de trillingen, hoe hoger het geluid
Slide 3 - Quizvraag
Hoe kan je het geluid van een gitaar hoger maken?
A
Door de snaar minder strak te spannen
B
Door de snaar dikker te maken
C
Door een dunnere snaar te gebruiken
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Wat is waar?
Bij een orgel...
Bij een orgel...
A
... moet je zelf door de pijpen blazen
B
... kan je de pijpen langer en korter maken
C
... maakt elke pijp een ander geluid
D
... zijn alle pijpen van hetzelfde materiaal gemaakt
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Wat is waar?
A
Er is maar 1 soort saxofoon
B
Bij een saxofoon gebruik je kleppen om de toon te veranderen
C
Een saxofoon maakt geluid doordat je lippen trillen
D
Een saxofoon is van hout gemaakt.
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Bij elk blaasinstrument moet je zelf blazen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Bij een didgeridoo kan je de toonhoogte veranderen door...
A
Door de buis langer te maken
B
Door met je vingers gaten af te dekken
C
Door ventielen in te drukken
D
Anders, namelijk ...
Slide 19 - Quizvraag
Kan ik een fatsoenlijk geluid maken op deze didgeridoo?
A
Ja
B
Nee
