Geluid en muziek

Werkwijze les
1) LessonUp doornemen

2a) Klankkasten bij muziekinstrumenten        

2b) Maken hoofdstuk 8 paragraaf 1
           Start vanaf vraag 1



15 minuten

5 minuten


Klaar --> achterhaal (google/wiki/youtube) wat er gebeurt met de klank van een gitaarsnaar als je daar je vinger over beweegt.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScienceMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Werkwijze les
1) LessonUp doornemen

2a) Klankkasten bij muziekinstrumenten        

2b) Maken hoofdstuk 8 paragraaf 1
           Start vanaf vraag 1



15 minuten

5 minuten


Klaar --> achterhaal (google/wiki/youtube) wat er gebeurt met de klank van een gitaarsnaar als je daar je vinger over beweegt.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert welke eigenschappen geluid heeft.
  • Je kunt benoemen hoe geluid ontstaat.
  • Je kunt uitleggen hoe je de toonhoogte van een instrument kunt veranderen.


Slide 2 - Tekstslide

Toonhoogte veranderen 
Dikke snaren: zijn zwaarder en trillen daardoor langzamer.
Minder trillingen is lagere toon.

Dunne snaren: zijn lichter en trillen daardoor sneller.
Meer trillingen is hogere toon.

Toonhoogte veranderen

Slide 3 - Tekstslide

Sleep van lage toon naar hoge toon.
LAGE TOON
HOGE TOON
MIDDEN
TOON

Slide 4 - Sleepvraag

Rene slaat een stemvork aan die een toon geeft.
Deze toon wordt steeds zachter.
Welke bewering is juist?
A
De stemvork trilt steeds langzamer.
B
De stemvork trilt steeds sneller.
C
De beweging van de stemvork wordt steeds kleiner.
D
Er veranderd helemaal niets.

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Sleepvraag

Werkwijze les
1) LessonUp doornemen

2a) Klankkasten bij muziekinstrumenten        

2b) Maken hoofdstuk 8 paragraaf 1
           Start vanaf vraag 1



15 minuten

5 minuten


Klaar --> achterhaal (google/wiki/youtube) wat er gebeurt met de klank van een gitaarsnaar als je daar je vinger over beweegt.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Werkwijze les
1) LessonUp doornemen

2a) Klankkasten bij muziekinstrumenten        

2b) Maken hoofdstuk 8 paragraaf 1
           Start vanaf vraag 1



15 minuten

5 minuten


Klaar --> achterhaal (google/wiki/youtube) wat er gebeurt met de klank van een gitaarsnaar als je daar je vinger over beweegt.

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert welke eigenschappen geluid heeft.
  • Je kunt benoemen hoe geluid ontstaat.
  • Je kunt uitleggen hoe je de toonhoogte van een instrument kunt veranderen.
  • Je kunt uitleggen hoe je bij een snaarinstrument hard en zacht geluid maakt.

Slide 10 - Tekstslide

De hoorn is een houten blaasinstrumenten.
Ja
Nee

Slide 11 - Poll

Hoe ontstaat het geluid op een klarinet, hobo of saxofoon
A
Doordat de lippen van de speler gaan trillen
B
Doordat de speler door het instrument zingt.
C
Doordat een houten riet gaat trillen
D
Doordat een snaar gaat trillen.

Slide 12 - Quizvraag

Waarom hoort de dwarsfluit tot de houten blaasinstrumenten?
A
De dwarsfluit heeft een houten rietje.
B
De dwarsfluit was vroeger van hout
C
De dwarsfluit heeft een gat waarin je blaast.
D
De kleppen van de dwarsfluit zijn van hout

Slide 13 - Quizvraag

Klarinet
Saxofoon
Hobo
Blokfluit
Fagot
Dwarsfluit

Slide 14 - Sleepvraag

Een enkel riet






Klarinet en saxofoon spelen hierop

Het dubbelriet






Hobo en fagot spelen hierop

Slide 15 - Tekstslide

Blaasinstrumenten
Betekenis blaasinstrumenten: een muziekinstrument waarmee geluid wordt voortgebracht door er lucht in of overheen te blazen.
Speel af

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen

  1. Ik kan uitleggen waarom een pijporgel uit een aantal pijpen met een verschillende lengte bestaat.
  2. Ik kan uitleggen hoe je met een trombone verschillende tonen kan spelen. 
  3. Ik kan voorbeelden geven van blaasinstrumenten met gaten die tijdens het spelen open- en dichtgaan om zo verschillende tonen te spelen.
  4. Ik kan uitleggen hoe de ventielen van een trompet en hoorn werken. 
Speel af

Slide 17 - Tekstslide

Een blaasinstrument wordt altijd bespeeld door er lucht in te blazen met de mond.
A
Ja, dit klopt.
B
Nee, er kan ook overheen geblazen worden.
C
Nee, er kan ook overheen geblazen worden en dit is niet altijd met de mond.

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video