les 20 - een dik boek, de dikke boeken

Grammatica 



les 20
Een dik boek / de dikke boeken
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica 



les 20
Een dik boek / de dikke boeken

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we leren?

Ik leer het bijvoeglijke naamwoord op de goede manier toe te passen. 

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg
Het boek is dik. Wat een dik boek!
Het raam is vuil. Wat een vuil raam!

De ramen zijn vuil. Wat een vuile ramen!
De fiets is mooi. Wat een mooie fiets!

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg
Er komt wel een e achter het bijvoeglijk naamwoord als:

- het een de-woord is: de snelle auto, een mooie woning
- het een meervoud is: snelle auto’s, mooie woningen
- het een het-woord is én het voorafgegaan wordt door het, dit, dat, mijn, jouw, zijn, haar, uw, ons, jullie, hun of de bezitsvorm van een eigennaam: het mooie schilderij, dit brede kanaal, ons mooie huis, uw lekkere recept, hun oude autootje, Lisa’s kleine zusje.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg
Er komt geen e achter het bijvoeglijk naamwoord als:

- er een het-woord op volgt én er geen ander woord voor staat: ‘Leuk huis’, ‘Mooi dingetje
- er een het-woord op volgt én het woord een: een stoer meisje, een mooi jongetje
- er een het-woord op volgt én het voorafgegaan wordt door: ander, anderhalf, één, elk, enig, geen, genoeg, ieder, meer, menig, minder, te veel/weinig, veel, weinig, welk, zo’n of zulk: ander vreemd geld, anderhalf belegd broodje, elk lief kind, enig goed nieuws, geen klein park, genoeg slap gepraat, meer lekker eten, menig nieuw Kamerlid, minder schoon water, te veel/weinig contant geld, veel mooi werk, welk slim kind, weinig goed nieuws, zo’n brutaal nest, zulk mooi weer.

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg
Let op!

dik- dikke / rood - rode
net als bij het meervoud. 
Kijk hiervoor in les 6 en 7. 

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
De docent schrijft met een wit krijtje op een zwart bord. 
het krijtje - het bord

De leerling schrijft met een zwarte pen op een witte bladzijde. 
de pen - de bladzijde

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
oefening 61: Hoe is het?

de volle fles / de fles is ________________.
de rode roos / de roos is ________________.



Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
oefening 62: Kijk naar het voorbeeld en vul aan.

de jas is duur - _____________________ - ______________________
het kopje is geel - ____________________ - _______________________


Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
oefening 63: Vul de goede vorm van hoe-woorden in. 

Een ___________________ hond pakte eens een _________________
stuk vlees bij de slager. 

Slide 10 - Tekstslide

Nu zelf

Maak les20

Klaar? 
Disk, leesboek, huiswerk.

Slide 11 - Tekstslide