Immuniteit

Immuniteit
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Immuniteit

Slide 1 - Tekstslide

Immuniteit
Leerdoelen:

  • Je kunt het verschil tussen antigenen en antistoffen beschrijven
  • Je kunt het verschil tussen een primaire en secundaire reactie beschrijven
  • Je kunt het verschil tussen actieve en passieve immunisatie beschrijven
  • Je kunt het verschil tussen natuurlijke en kunstmatige immuniteit beschrijven

Slide 2 - Tekstslide

Antigenen
Antigenen zijn eiwitten in het celmembraan.
Elke persoon heeft zijn eigen antigenen. Voor een ander zijn deze antigenen lichaamsvreemd.

Ieders immuunsysteem leert welke antigenen lichaamseigen zijn 
en daarom niet mogen worden aangevallen. 

Het immuunsysteem valt lichaamsvreemde antigenen aan.

Bij een auto-immuunziekte valt je immuunsysteem je eigen cellen aan.

Slide 3 - Tekstslide

Infectie met lichaamsvreemde antigenen
Incubatietijd
De tijd tussen binnendringen van ziekteverwekker en het ontstaan van ziekteverschijnselen 

Primaire reactie
De vorming van antistof na het eerste contact. 
(Er zullen geheugencellen worden gevormd.)

Secundaire reactie
Geheugencellen vormen snel antistoffen, na opnieuw contact met dít specifieke antigeen -->  
Je wordt niet meer ziek --> dus je bent immuun.

Slide 4 - Tekstslide

Infectie: lichaamsvreemde cellen (met onbekende antigenen) zijn door de huid (passieve afweer) binnengedrongen.
Fagocyten sluiten de cellen in en maken ze kapot = aspecifieke afweer (actieve afweer)
Fagocyt is een witte bloedcel
Aspecifieke afweer

Slide 5 - Tekstslide

Specifieke afweer 
komt in actie als de aspecifieke afweer niet volledig afweert


 
B-Lymfocyten 
--> maken antistoffen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide


Infectie antigeen: EERSTE keer


Je immuunsysteem kent de antigenen NIET.

Je wordt ziek. 

Het immuunsysteem gaat B en T-lymfocyten maken.

Ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt.

Er blijven geheugencellen achter. 
Je bent (tijdelijk) IMMUUN.


Infectie antigeen: TWEEDE + volgende keren


Je immuunsysteem herkent de antigenen WEL.



De geheugen B en/of T-lymfocyten worden direct actief.

Ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt.

Je wordt niet ziek. 

Slide 8 - Tekstslide

Immuniteit
Natuurlijke immuniteit
Immuniteit op een natuurlijke manier verkregen (bv. eerst zelf ziek geworden)
Kunstmatige immuniteit
Immuniteit op een kunstmatige manier verkregen (vaccin of antistoffen toedienen)


Actieve immunisatie (langdurig effect)
Je eigen immuunsysteem (B en T-lymfocyten) wordt actief en vormen geheugencellen
Passieve immunisatie (tijdelijk effect)
Inspuiten van antistoffen 
(ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt, maar je eigen immuunsysteem doet niets)

Slide 9 - Tekstslide

NATUURLIJKE immuniteit
door
actieve immunisatie
Je eigen witte bloedcellen zijn actief

Je wordt ziek 
--> 
Immuunsysteem wordt geactiveerd
Ziekteverwekker onschadelijk gemaakt.
Geheugencellen blijven achter
Je bent immuun!

 
KUNSTMATIGE immuniteit 
door
actieve immunisatie
Je eigen witte bloedcellen zijn actief

Je wordt ingeent (beetje last)
--> 
Immuunsysteem wordt geactiveerd
Ziekteverwekker onschadelijk gemaakt.
Geheugencellen blijven achter
Je bent immuun!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Immuniteit

Vul de opdracht "Immuniteit" in
(Zie de invulwoorden onder aan de bladzijde)

Klassikaal nakijken --> zie antwoordblad
Gebruik als aantekeningen van begrip Immuniteit

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Auto-immuunziekten
  • lymfocyten rijpen in thymus en beenmerg
  • ze leren alle lichaamseiwitten te herkennen
  • soms gaat dat fout => auto-immuunziekte
  • bijv. MS, reuma
MULTIPLE SCLEROSE
REUMA

Slide 16 - Tekstslide

allergie
Bij een allergie reageert een lichaam extreem gevoelig op antigenen van stoffen waar de meeste mensen normaal op reageren. 
Deze stoffen veroorzaken een afweerreactie. 

Slide 17 - Tekstslide

Allergie
Eerste contact: 
het antigeen laat B-cellen antistoffen maken, deze koppelen aan de mestcel => mestcel wordt geactivieerd

Tweede contact:
antigeen koppelt meteen aan geactiveerde mestcel => exocytose van blaasjes histamine => allergische reactie (slijm, jeuk, niezen etc.)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Wat is of zijn de reden(en) dat je zo vaak verkouden wordt?
A
je kan geen antistoffen maken tegen het verkoudheidsvirus
B
het verkoudheidsvirus verandert snel
C
er zijn heel veel verschillende verkoudheidvirussen
D
je bent niet ingeënt tegen verkoudheidsvirussen

Slide 22 - Quizvraag

Waarom moeten mensen elk jaar opnieuw gevaccineerd worden tegen de griep?
A
Het vaccin is na een jaar uitgewerkt.
B
Alle antistoffen zijn na een jaar afgebroken.
C
De geheugencellen raken uitgewerkt.
D
Het griepvirus verandert steeds van vorm.

Slide 23 - Quizvraag

Kamelen leveren nuttige
antistoffen tegen slangenbeten

Kamelen blijken zeer nuttig te zijn bij het maken van antigif tegen slangenbeten. Hun bloed is beter bestand tegen temperatuur-schommelingen en beduidend stabieler dan het bloed van paarden, de stof die tot dusver overwegend wordt gebruikt bij het fabriceren van antigif.


Het bedrijf spuit kamelen in met een beetje slangengif. De woestijndieren maken dan antistof aan. Het bedrijf haalt de antistoffen dan uit het bloed, zodat mensen de beten van giftige slangen kunnen overleven. Het probleem van antistoffen uit paardenbloed is dat een mens die slechts eenmaal kan krijgen.



Slide 24 - Tekstslide

Is het inspuiten van antistoffen uit paardenbloed voorbeeld van actieve, passieve, natuurlijke of kunstmatige immunisatie?

A
Passief en Kunstmatig
B
Passief en Natuurlijk
C
Actief en Kunstmatig
D
Actief en Natuurlijk

Slide 25 - Quizvraag

Leg uit wat de reden is dat mensen maar eenmaal antistoffen uit paardenbloed kan krijgen.


Bij een tweede toediening kan een heftige reactie optreden, omdat je lichaam geheugencellen heeft aangemaakt tegen de antistoffen uit paardenbloed. Dan moet het antiserum uit een ander dier komen.



Slide 26 - Tekstslide