12.3 Specifieke afweer

H12: Gezondheid
Deze les:
- 12.3 Specifieke afweer dl1
- Opdrachten maken
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

H12: Gezondheid
Deze les:
- 12.3 Specifieke afweer dl1
- Opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide

H12 Gezondheid
12.1-1 Voorkomen is beter dan genezen (huid/ slijmvliezen)
12.2 Eigen afweer en antibiotica
12.3 Specifieke afweer
12.4 Bloedgroepen
12.5 Als het misgaat (kanker/ virussen/ allergiën)
12.1-2 Bescherming bij planten

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 12.3 Specifieke afweer - deel 1

Slide 3 - Tekstslide

Doel en begrippen 12.3
Je leert hoe je lichaam ziekteverwekkers herkent en bestrijd.
Je kan de werking van het specifieke afweersysteem beschrijven.
Je leert hoe immuniteit ontstaat

specifieke (verworven) afweersysteem, antigenen, lichaamseigen, lichaamsvreemd, B-cel, T-helpercel, cytotoxische T-cel,  MHC-II molecuul, antigeen presenterende cel (APC), T-helpercellen, (antigeen) receptor, antistoffen, plasmacellen, T-suppressorcellen
geheugencel, actieve immuniteit, passieve immuniteit, natuurlijke immuniteit, kunstmatige immuniteit, vaccinatie, antiserum, monoklonale antistoffen

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling typen afweer
Niet specifieke afweer (barriëres en fagocyten)
Specifieke afweer (door T cellen en B cellen)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Herkenning
Je witte bloedcellen (macrofagen en lymfocyten) kunnen lichaamsvreemde cellen en stoffen herkennen aan de herkenningseiwitten aan de buitenkant van cellen en virussen. Die eiwitten heten antigenen.

Slide 9 - Tekstslide

Herkenning
Je witte bloedcellen weten welke antigenen in je lichaam thuishoren = lichaamseigen (van je eigen cellen en van je goede bacteriën, bijvoorbeeld in je darm) en dus ook welke er niet in thuis horen = lichaamsvreemd.

Slide 10 - Tekstslide

Antigenen zijn altijd lichaamsvreemd
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

Activering van de specifieke afweer
Na fagocytose van een ziekteverwekker breekt de macrofaag de indringer af en plaatst vervolgens het lichaamsvreemde antigeen van de ziekteverwekker op zijn eigen celmembraan (aan de MHC-II).


Slide 12 - Tekstslide

Activering van de specifieke afweer
De macrofaag wordt daarmee een Antigeen Presenterende Cel (APC). 

Hij gaat nu in een lymfeknoop of de milt op zoek naar een T-helpercel met een receptor die past op het gepresenteerde antigeen.  

Slide 13 - Tekstslide

Activering van de specifieke afweer
Inactieve T-helpercellen (Th)
hebben elk een unieke antigeen-receptor.

Als de antigeen receptor van een T-helpercel past op het antigeen dat door de APC wordt gepresenteerd dan wordt de Th-cel actief.

Slide 14 - Tekstslide

Activering van de specifieke afweer
De Th-cel activatie is de eerste
stap in het activeren van de specifieke afweer!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

1: niet specifieke afweer

Slide 17 - Tekstslide

2: Antigeen presentatie (APC)

Slide 18 - Tekstslide

3: Activatie T helpercellen

Slide 19 - Tekstslide

4: Activatie cytotoxische T cellen
-> celdood geinfecteerde cellen

Slide 20 - Tekstslide

Tc cellen
De Tc-cellen (cytotoxische T cellen) herkennen lichaamscellen die geïnfecteerd zijn door een virus (en soms ook kankercellen).

Ze maken de cellen kapot door het celmembraan stuk te maken -> lysis (cel loopt leeg)

Slide 21 - Tekstslide

5: Activatie B cellen

Slide 22 - Tekstslide

6: Plasmacellen -> antistoffen

Slide 23 - Tekstslide

Plasmacellen
Plasmacellen maken antistoffen aan.
Antistoffen worden ook wel immunoglobulines genoemd of antilichamen.

Antistoffen binden aan de ziekteverwekker en maken deze dood en/ of maken deze makkelijk herkenbaar voor fagocyten.

Slide 24 - Tekstslide

Uit welk type cellen
ontstaan plasmacellen?
A
Fagocyten
B
cytotoxische T-cellen
C
T-helpercellen
D
B-lymfocyten

Slide 25 - Quizvraag

Opdrachten
- Maken 12.3 opdr. 6 t/m 9 + 12

Klaar? 
- Lezen blz. 140 + 141
timer
20:00

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Geheugencellen
Wanneer de specifieke afweer wordt geactiveerd tijdens een infectie worden geheugencellen gevormd (Th, Tc en B-geheugencellen).

Bij een volgende infectie met dezelfde ziekteverwekker (hetzelfde antigeen) komt de specifieke afweer sneller en sterker op gang.

Slide 28 - Tekstslide

Geheugencellen

Slide 29 - Tekstslide

Antistoffen
De afweer reactie is de meten aan de hand van de hoeveelheid antistoffen in het bloed.
Antistoffen heten ook wel immunoglobulinen of antilichamen.

Antistoffen die afkomstig van één (gekloneerde) B-cel, en dus tegen één antigeen werken heten monoklonale antistoffen

Slide 30 - Tekstslide

Immuniteit
Bij een tweede (of volgende) infectie met dezelfde ziekteverwekker komt de specifieke afweer zo snel op gang dat je minder/ niet ziek wordt = immuniteit

Slide 31 - Tekstslide

Immuniteit
Deze vorm van immuniteit heet natuurlijke, actieve immuniteit.

Natuurlijk: de immuniteit is ontstaan doordat je de infectie een keer hebt doorgemaakt.
Actief: het immuun systeem heeft zelf antistoffen gemaakt.

Slide 32 - Tekstslide

Moeder op kind
Vóór de geboorte geeft de moeder via de placenta antistoffen aan haar ongeboren kind. Het kind wordt dus geboren met antistoffen en is dus (tijdelijk!) immuun. 

Deze vorm van immuniteit heet natuurlijke, passieve immuniteit.

Natuurlijk: de antistoffen zijn op een natuurlijke manier in het lichaam gekomen.
Passief: het kind heeft de antistoffen niet zelf gemaakt.

Slide 33 - Tekstslide

Vaccinatie
Door dode of verzwakte (delen van) ziekteverwekkers in te spuiten kun je óók de specifieke afweer activeren en geheugencellen laten vormen. Een persoon is daarna immuun en kan de infectie niet meer krijgen.

Deze vorm heet actieve, kunstmatige immuniteit.

Kunstmatig: je de antigenen kunstmatig verkregen.
Actief: je lichaam heeft zelf de antistoffen gemaakt.

Slide 34 - Tekstslide

Antiserum
Door een (verzwakte/ dode) ziekteverwekker in te spuiten bij een dier en daarna het bloedplasma te isoleren (antiserum) kun je antistoffen isoleren tegen een bepaalde ziekteverwekker en deze inspuiten bij een patiënt. 

Dit heet kunstmatige, passieve immuniteit.

Kunstmatig: je hebt de immuniteit kunstmatig verkregen.
Passief: je lichaam heeft niet zelf de antistoffen gemaakt.

Slide 35 - Tekstslide


Pasgeboren kinderen
          
Zelf de infectie doormaken
Antistoffen inspuiten
Vaccineren
Natuurlijk
Kunstmatig
P
a
s
s
i
e
A
c
t
i
e

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Doel en begrippen 12.3
Je leert hoe je lichaam ziekteverwekkers herkent en bestrijd.
Je kan de werking van het specifieke afweersysteem beschrijven.
Je leert hoe immuniteit ontstaat

specifieke (verworven) afweersysteem, antigenen, lichaamseigen, lichaamsvreemd, B-cel, T-helpercel, cytotoxische T-cel,  MHC-II molecuul, antigeen presenterende cel (APC), T-helpercellen, (antigeen) receptor, antistoffen, plasmacellen, T-suppressorcellen
geheugencel, actieve immuniteit, passieve immuniteit, natuurlijke immuniteit, kunstmatige immuniteit, vaccinatie, antiserum, monoklonale antistoffen

Slide 38 - Tekstslide