M3: Spelling tussenletters

DOELEN


- je weet wat samenstellingen zijn

- je kunt tussenletters in samenstellingen goed spellen

spelling tussenletters
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

DOELEN


- je weet wat samenstellingen zijn

- je kunt tussenletters in samenstellingen goed spellen

spelling tussenletters

Slide 1 - Tekstslide

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een samenstelling?

Slide 3 - Open vraag

Is het woord een samenstelling?

fietskar
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

Is het woord een samenstelling?

verwonderen
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Is het woord een samenstelling?

secondewijzer
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Is het woord een samenstelling?

krantenjongen
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Is het woord een samenstelling?

kinderachtig
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Bekijk de volgende video.


(gebruik oortjes)


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Samenstellingen

Twee of meer zelfstandige woorden die aan elkaar geschreven zijn en zo een nieuw woord vormen, noem je een samenstelling.


Soms moet je tussenletters gebruiken om een

goede samenstelling te schrijven.


fiets + tas = fietstas

paard + stal = paardenstal

Slide 11 - Tekstslide

Tussenletters gebruiken

Tussenletters -en:

Het eerste deel heeft alleen meervoud op -en.


krant + jongen = krantenjongen


Eerste deel krant: krant - kranten



Slide 12 - Tekstslide

Tussenletters gebruiken

Tussenletters -e:

Het eerste deel heeft meervoud op -en én op -s.


seconde + wijzer = secondewijzer


Eerste deel seconde: seconde (ev) - seconden of secondes (mv)




Slide 13 - Tekstslide

Tussenletters gebruiken

Tussenletters -e:

Het eerste deel heeft geen meervoud op -en.





rijst + pap = rijstepap


Eerste deel rijst: rijst (ev en mv)


horloge + maker = horlogemaker


Eerste deel horloge: horloge (ev) - horloges (mv)

Slide 14 - Tekstslide

Tussenletters gebruiken

Tussenletters -e:

Het eerste deel heeft een versterkende betekenis.


beer + sterk = beresterk





Slide 15 - Tekstslide

Tussenletters gebruiken

Tussenletters -e:

Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord.


lach + bek = lachebek


lach is een vorm van het werkwoord lachen





Slide 16 - Tekstslide

Tussenletters gebruiken

Tussenletters -s:

De tussenletter -s kun je meestal horen.


spruitje + lucht = spruitjeslucht







Twijfel je over de tussenletter -s, omdat je deze niet goed hoort?

Vervang dan het tweede deel.


damesschoen, want het is ook damestoilet

Slide 17 - Tekstslide

Welke regel hoort bij deze samenstelling?

blindedarm
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 18 - Quizvraag

Welke regel hoort bij deze samenstelling?

huilebalk
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 19 - Quizvraag

Welke regel hoort bij deze samenstelling?

keuzevrijheid
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 20 - Quizvraag

Welke regel hoort bij deze samenstelling?

pikkedonker
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 21 - Quizvraag

Welke regel hoort bij deze samenstelling?

zonnestelsel
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Welke regel hoort bij deze samenstelling?

lindebloesem
A
Het eerste deel gaat over iets waarvan er echt maar één is
B
Het eerste deel heeft behalve een meervoud op -en ook een meervoud op -s
C
Het eerste deel heeft een versterkende betekenis
D
Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Tussenletter -s?

elektriciteit...centrale
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quizvraag

Tussenletter -s?

najaar...storm
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Tussenletter -s?

spruitje...stamppot
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Tussenletter -s?

kaas...schaaf
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Tussenletter -s?

staat...schuld
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Tussenletter -s?

gras...spriet
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 30 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
Dorpstraat
B
Dorpsstraat

Slide 31 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
roggebrood
B
roggenbrood

Slide 32 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
groentenboer
B
groenteboer

Slide 33 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
Koningdag
B
Koningsdag

Slide 34 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
koninginnensoep
B
koninginnesoep

Slide 35 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
kattebak
B
kattenbak

Slide 36 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
berenmuts
B
beremuts

Slide 37 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
docentenhandleiding
B
docentehandleiding

Slide 38 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
apentrots
B
apetrots

Slide 39 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
liefdesscène
B
liefdescène

Slide 40 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
stekenblind
B
stekeblind

Slide 41 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
goedemorgen
B
goedenmorgen

Slide 42 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
keuzepakket
B
keuzenpakket

Slide 43 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
keuketrap
B
keukentrap

Slide 44 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
bruidegom
B
bruidengom

Slide 45 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
dieventaal
B
dievetaal

Slide 46 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
reuzenmop
B
reuzemop

Slide 47 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
gedaanteverwisseling
B
gedaantenverwisseling

Slide 48 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
moederskind
B
moederkind

Slide 49 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
zondagrijder
B
zondagsrijder

Slide 50 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
bessesap
B
bessensap

Slide 51 - Quizvraag

GELEERD?


- je weet wat samenstelligen zijn

- je kunt tussenletters in samenstellingen goed spellen

spelling tussenletters

Slide 52 - Tekstslide

Schrijf drie dingen
op die je deze les
hebt geleerd.

Slide 53 - Open vraag

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 54 - Open vraag

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 55 - Tekstslide