quiz

quiz
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

quiz

Slide 1 - Tekstslide

verwijswoorden?
In iedere zin komen verwijswoorden voor.
verwijswoorden (ver)wijzen naar andere woorden in de tekst
verwijswoorden maken een tekst makkelijker leesbaar
zo hoef je niet steeds dezelfde woorden te herhalen!

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn verwijswoorden?

Slide 3 - Open vraag

verwijswoorden
Jan woont in Amsterdam, Jan is ook in Amsterdam geboren

 Jan woont in Amsterdam. Hij is daar ook geboren.

Daar (ver)wijst naar Amsterdam
Hij (ver)wijst naar Jan


Slide 4 - Tekstslide

Verwijswoorden
Wat is het verwijswoord

Slide 5 - Tekstslide

Saskia geniet van de warme zomerdagen. Ze gaat lekker zwemmen en eet heerlijke ijsjes.
A
Saskia
B
ze
C
warme
D
ijsjes

Slide 6 - Quizvraag

De sturen van hun fietsen raakten elkaar heel even. In een flits vielen Sjoerd en Kas op de grond.
A
heel
B
sturen
C
Sjoerd en Kas
D
hun

Slide 7 - Quizvraag

Siem heeft zin in de vakantie. Hij gaat dan samen met zijn ouders een weekje weg.
A
Siem
B
dan
C
Hij
D
samen

Slide 8 - Quizvraag

verwijswoorden
Waarnaar verwijst het verwijswoord

Slide 9 - Tekstslide

Het paard staat in de wei. Hij graast rustig.
A
Het paard
B
de wei
C
rustig
D
hij

Slide 10 - Quizvraag

De auto’s zijn gerepareerd. Ze staan in de garage.
A
ze
B
de auto's
C
staan
D
garage

Slide 11 - Quizvraag

Sandra verdient veel geld. Ze werkt dan ook erg hard.
A
Sandra
B
ze
C
veel
D
ook

Slide 12 - Quizvraag