1TL 10 maart

WELKOM
3 Kader
Welkom
1TL
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

WELKOM
3 Kader
Welkom
1TL

Slide 1 - Tekstslide

1TL De les start over twee minuten !
- Mobiel in de bak
- Boek, laptop, pen en schrift op  
   tafel
- Tas van de tafel

timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Programma van de les
1TL 10 maart
Programma:
  • Aanwezigheid
  • Terugblik op Taalverzorging
  • Toets 18 maart
  • Afsluiting
Lesdoel:
Afronden Taalverzorging
Start met Hoofdstuk 5 Lezen: Doel van een tekst

Slide 3 - Tekstslide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik Taalverzorging

Werkwoordelijk Gezegde
Lijdend Voorwerp

Meervouden op -en en -s
Voltooid Deelwoord
Tegenwoordige tijd van de persoonsvorm

Mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden

Slide 5 - Tekstslide

ZINSDELEN

werkwoordelijk gezegde



Alle werkwoorden in een zin die samen iets over het onderwerp zeggen, noem je het werkwoordelijk gezegde (wg).



Slide 6 - Tekstslide

ZINSDELEN

werkwoordelijk gezegde



Soms is het werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord 

(de persoonsvorm), soms zijn het er meer. Bijvoorbeeld:


- Leonie kijkt naar buiten.

- Leonie heeft naar buiten gekeken

- Leonie wil graag naar buiten kijken.


Slide 7 - Tekstslide

ZINSDELEN

werkwoordelijk gezegde



De persoonsvorm is altijd onderdeel van het 
werkwoordelijk gezegde.

werkwoordelijk gezegde =
persoonsvorm + alle andere werkwoorden

Slide 8 - Tekstslide

ZINSDELEN

De meeste zinnen bevatten een persoonsvorm, een werkwoordelijk gezegde en een onderwerp.


Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp.

Met het lijdend voorwerp gebeurt iets,

het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.

Wie/wat + Werkwoordelijk gezegde + Onderwerp?

Slide 9 - Tekstslide

Meervouden
Meervoud op -en:
  • vaak alleen -en erachter plakken: deur, deuren
  • soms medeklinker verdubbelen: grap, grappen
  • soms klinker weghalen: plaat, platen
  • soms f in v veranderen: duif, duiven
  • soms s in z veranderen: huis, huizen

Slide 10 - Tekstslide

Meervouden
Meervoud op -s:
  • vaak alleen -s erachter: wagen, wagens
  • bij woorden die eindigen op a/o/u/i/y komt meestal 's vanwege de uitspraak: oma's, auto's, menu's, kiwi's, baby's. Ik hOU vAn Y’s
  • na een afkorting komt een apostrof: tv's, wc's

Slide 11 - Tekstslide

Voltooid deelwoord?
H4 Taalverzorging Spelling: over het voltooid deelwoord

  • Werkwoordsvorm (vervoeging)
  •  Er staat altijd een vorm van hebben, worden of zijn bij.
  •  Gebruik de verlengproef. Daarmee hoor je vaak wat de laatste letter moet zijn!
  • Twijfel tussen d of t?    Gebruik 't ex-kofschip 

Slide 12 - Tekstslide

Herhaling persoonsvorm tegenwoordige tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):



ik-vorm
ik werk, werk jij?
ik loop, loop jij?
ik-vorm + t
hij/zij/het/jij werkt
hij/zij/het/jij loopt
Hele werkwoord
wij/jullie/zij werken
wij/zij/jullie lopen

Slide 13 - Tekstslide

mannelijk, vrouwelijk of onzijdig  

de
-woorden: mannelijk of vrouwelijk
het-woorden: onzijdig 


Slide 14 - Tekstslide




het-woorden 

dat, dit 

het --> dat + dit





De-woorden 
 
die, deze

de --> die + deze
Onzijdig
Mannelijk/vrouwelijk

Slide 15 - Tekstslide


Lesdoel:


Ik kan het doel van een tekst herkennen

Slide 16 - Tekstslide

Het doel van een tekst:

De schrijver van een tekst wil bij de lezer iets bereiken. Hij wil bijvoorbeeld iets aan de lezer uitleggen of hij wil dat de lezer iets doet. 
De tekst die hij schrijft, heeft dus een doel.

doel van de tekst:                                                   voorbeeld van een tekstsoort:
De schrijver wil informatie geven.                          krantenbericht, verslag van een sportwedstrijd
De schrijver wil je iets leren of uitleggen.             studietekst, recept, gebruiksaanwijzing
De schrijver wil je iets laten doen.                          reclametekst, uitnodiging, advertentie
De schrijver wil zijn mening geven.                       bespreking van een app of film
De schrijver wil je amuseren.                                   verhaal, strip
 
Als je weet met wat voor soort tekst je te maken hebt, begrijp je sneller wat de schrijver wil

Slide 17 - Tekstslide




Instructiefilmpje over het doel van een tekst

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
H5 Lezen over het doel van een tekst
(blz 116, 117 en 118)

Startopdracht
Opdracht 1

Slide 19 - Tekstslide

Einde les

Slide 20 - Tekstslide