Hoofdstuk 3 kopen of huren

lesdoelen
Je leert in deze les wat een woningmarkt is en hoe een woning huren of kopen gaat.
Ook komende de verschillende financieringsvormen voorbij.


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

lesdoelen
Je leert in deze les wat een woningmarkt is en hoe een woning huren of kopen gaat.
Ook komende de verschillende financieringsvormen voorbij.


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Woningmarkt
Bestaat uit de totale vraag naar woningen en het totale aanbod van woningen. 

  • Huurwoningen
  • Koopwoningen

Slide 3 - Tekstslide

Sociale huurwoningen
Huurwoningen met een maandhuur tot ongeveer € 700. Deze zijn eigendom van woningcorporaties.

Woningcorporaties bouwen betaalbare woningen voor mensen tot een bepaald inkomen.

Als de huur hoger is, hebben we het over huurwoningen in de vrije sector.

Slide 4 - Tekstslide

Huurtoeslag
Een huurwoning kun je huren via woningcorporaties. Dit zijn stichtingen die veel huurwoningen bezitten en deze verhuren tegen lage tarieven.

Wanneer je weinig inkomen hebt, kun je via de belastingdienst ook huurtoeslag aanvragen. Hier zitten wel hele strenge regels aan.

Slide 5 - Tekstslide

Stappenplan huis kopen

Slide 6 - Tekstslide

Makelaar
Beroep van iemand die helpt, adviseert en onderhandelt bij het kopen of verkopen van een huis. Je betaalt hier een vergoeding voor.

Slide 7 - Tekstslide

Voorlopig 
koopcontract


Als koper en verkoper het eens zijn ondertekenen ze beiden een voorlopig koopcontract. Er staan vaak ontbindende voorwaarden in, dat zijn redenen om zonder kosten van de koop af te kunnen zien. (bijv. financiering)

Slide 8 - Tekstslide

Bijkomende kosten bij het kopen van een huis
  • overdrachtsbelasting (ongeveer 2% van de koopprijs)
  • makelaarskosten (oa taxatiekosten)
  • kosten notaris (contract en kadaster)
  • kosten financiering
_________________________________________
= kosten koper(k.k.) 
= ongeveer 10% van de koopprijs

Slide 9 - Tekstslide

Gemeentelijke belastingen










  • OZB (op basis WOZ-waarde voor eigenaar en gebruiker)
  • Afvalstoffenheffing
  • Hondenbelasting
  • Rioolrecht

Slide 10 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 11 - Tekstslide

Wat is juist?
A
Bij een huurhuis is de huurbaas de eigenaar.
B
Bij een koophuis betaal je huur.
C
Een hypotheek wordt iedere maand hoger.
D
Bij een huurhuis heb je altijd recht op huurtoeslag.

Slide 12 - Quizvraag

Wie betaalt de onroerendezaakbelasting (OZB)?
A
de eigenaar van een huis
B
de huurder van een huis
C
de overheid
D
de makelaar

Slide 13 - Quizvraag

Noem 2 voordelen van het kopen van een huis.

Slide 14 - Open vraag

Noem 2 voordelen van het huren van een huis.

Slide 15 - Open vraag

Hypotheek (lening)
  • Wat is een hypotheek?
  • lening met onroerend goed als  onderpand (onroerend: kan niet worden bewogen).
  • onderpand = zekerheid
  • grote bedragen en lange tijdsduur (30 jaar)
  • bestaat uit leningovereenkomst (bank) en hypotheekovereenkomst (BW)
  • Let op: hypotheekgever (huisbezitter) = geldnemer; 
  • hypotheeknemer (is bank)=geldgever

Slide 16 - Tekstslide

praktijk
  • kadaster: hypotheek akte
  • boete bij vervroegd aflossen (meestal niet bij verhuizen)
  • verschillende vormen: spaarhypotheek, annuiteit, lineair
  • overlijdensrisico verzekering
  • fiscaal aftrekbaar: lineair en annuiteit (neemt wel af gedurende de looptijd)

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video