Periode 2 - les 5a-klas 1E

Periode 2 - les 5a
accentwoorden en tremawoorden | bezits-s | aaneenschrijven
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Periode 2 - les 5a
accentwoorden en tremawoorden | bezits-s | aaneenschrijven

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
doelen bespreken
instructie en inoefening( 25 min)
werkvorm vliegenmeppers (10 min)
aan het werk 

Slide 2 - Tekstslide

Doelen van deze les
Aan het einde van deze les kun je:
  • accentwoorden en tremawoorden op de juiste manier spellen;
  • woorden met de bezits-s goed schrijven;
  • woorden op de correcte manier aaneenschrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Accentwoorden
De accenttekens zijn de streepjes die soms op een letter schrijft.
Accenttekens worden met name gebruikt op de e bij woorden die uit het Frans komen.
  • café, coupé, logé (uitspraak: ee, zoals bij hé!)
  • scène, barrière, misère (uitspraak: e, zoals bij hè?)

Slide 4 - Tekstslide

Accentwoorden
Accenttekens kunnen ook gebruikt worden om een bepaald woord extra nadruk te geven; er accent op te leggen.
  • Ik denk dat we dit juist wél moeten doen.


Slide 5 - Tekstslide

Tremawoorden 
Het trema (de twee puntjes op een letter) is een teken dat je helpt om een woord goed uit te spreken.

Je gebruikt het trema om twee klinkers die naast elkaar staan niet als één klank, maar afzonderlijk te lezen.
  • poëzie, geïllustreerd, België, patiënt, geëerd.

Wanneer geen trema? Bij woorden als: officieel, geadviseerd, realist, glooiing, museum, opticien.

Belangrijk bij de spelling van deze woorden is dat je je afvraagt of er een probleem is bij het lezen of uitspreken van het woord.

Slide 6 - Tekstslide

Tremawoorden
Trema meervoud
Als de klemtoon van de enkelvoudsvorm, die eindigt op -ie, op de laatste lettergreep valt, komt er -ën bij te staan in de meervoudsvorm.
  • melodie -> melodieën
  • technologie -> technologieën

Eindigt de enkelvoudsvorm op -ee? Dan altijd -ën erbij.
  • idee -> ideeën
  • zee -> zeeën

Slide 7 - Tekstslide

Welk woord is goed geschreven?
A
coupee
B
coupé
C
coupè
D
koupé

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
egoisme
B
egöisme
C
egoïsme
D
ëgoisme

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
après-ski
B
apres-ski
C
aprés-ski
D
ápres-ski

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
Belgie
B
belgië
C
Bëlgie
D
België

Slide 11 - Quizvraag

Bezits-s
Je geeft hiermee aan van wie iets is.
De s kun je op verschillende manieren opschrijven:
  • Toms hond
  • Amerika's economie
  • Kees' motor
  • mijn ex' kind
Wat valt je op?

Slide 12 - Tekstslide

Bezits-s
Je schrijft de s  aan het woord vast na een medeklinker en wanneer het geen uitspraakprobleem oplevert of na afkortingen, initialen of cijfers:
  • Martijns vriendin
  • Elines verjaardag
  • Renés dagboek
  • Hannahs wereldreis
  • ING's rekening
  • Willem II's overwinning

Slide 13 - Tekstslide

Bezits-s
Je schrijft de 's wanneer je een lange klank aan het einde van het woord hebt (behalve de e klank) en je wel uitspraakproblemen krijgt:
  • Marcella's rijbewijs
  • Theo's verhaal
  • Nicky's oom
  • Kiki's fiets

Slide 14 - Tekstslide

Bezits-s
Je schrijft de geen s wanneer je al een s-klank hoort. Om dan wel aan te geven dat het om een bezit gaat schrijf je wel de apostrof:
  • Alex' plan
  • Loes' bijbaan
  • Ramirez' zusje
  • Greenpeace' actie

Slide 15 - Tekstslide

De Red Bull van Remi.
A
Remis Red Bull
B
Remi's Red Bull
C
Remis' Red Bull

Slide 16 - Quizvraag

De appel van Aline
A
Alines appel
B
Aline's appel
C
Alines' appel

Slide 17 - Quizvraag

Het huis van Elias
A
Elias huis
B
Elias's huis
C
Elias' huis

Slide 18 - Quizvraag

De jas van mijn oom.
A
Mijn ooms jas
B
Mijn oom's jas
C
Mijn ooms' jas

Slide 19 - Quizvraag

Martines huis
Goed
Fout
Ottos' fiets
Alex' handschoen
Jans broek
Jantje's skates

Slide 20 - Sleepvraag

Deze studenten mogen nu zelfstandig aan het werk
Casper
Dylan Jansen
Lucas
Luna
Robin
Sara
Tobias P


Slide 21 - Tekstslide

Opdrachten deze week
  • 2F | taalverzorging | spelling | accentwoorden en tremawoorden | opdracht 1 t/m 3
  • 2F | taalverzorging | spelling | bezits-s | opdracht 1 t/m 3
  • 2F | taalverzorging | spelling | aaneenschrijven | opdracht 1 t/m 3 

Slide 22 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Samengestelde woorden schrijf je zo veel mogelijk aan elkaar, zolang dat geen lees- of uitspraakproblemen oplevert.
  • Samenstellingen:
Fietsenstalling, koffiezetapparaat, politieauto, docententoilet.
  • Woorden met er-, hier-, daar-, waar- + een voorzetsel:
Ermee, hierdoor, daarover, waarvoor.
  • Werkwoorden die beginnen met voorzetsels:
Overgelopen, doorstaan, opgelost


Slide 23 - Tekstslide

Aaneenschrijven koppelteken
Het koppelteken (-) gebruik je:
  • na een klinkerbotsing, waardoor er lees/uitspraakproblemen ontstaan.
mee-eter, radio-omroep, contra-aanval
  • na oud-, ex-, non-, niet-.
oud-voetballer, ex-vriendin, non-alcoholisch, niet-rokers
  • een deel van de samenstelling bestaat uit een naam, afkorting, cijfers of tekens.
kabinet-Wilders, mbo-student, A3-papier, €-teken.


Slide 24 - Tekstslide

Aaneenschrijven koppelteken
Het koppelteken (-) gebruik je:
  • in samengestelde aardrijkskundige namen.
Noord-Brabant, Midden-Amerika, Oost-Europese
  • in vaste combinaties.
klaar-over, ons rood-wit-blauw, doe-het-zelfzaak


Slide 25 - Tekstslide

Welk woord is goed gespeld?
A
EU-uitbreiding
B
EU uitbreiding
C
EUuitbreiding

Slide 26 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
avondopleiding
B
avond opleiding
C
avond-opleiding

Slide 27 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
keuzeelement
B
keuze element
C
keuze-element

Slide 28 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
meeëter
B
mee-eter
C
mee eter

Slide 29 - Quizvraag

Aaneenschrijven tussenletters
Een samenstelling krijgt als tussenletter (e)n als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is met een meervoud op -en, maar geen meervoud op -es.

In andere gevallen is de -e de tussenletter.
  • boekenkast (boek heeft alleen een meervoud op -en)
  • stoelendans (stoel heeft alleen een meervoud op -en)
  • ziektebeeld (ziekte heeft een meervoud op -en en -es)
  • groentesoep (groente heeft een meervoud op -en en -es)

Slide 30 - Tekstslide

Aaneenschrijven tussenletters
Uitzondering 1: als het eerste deel van de samenstelling eindigt op -en, dan behoud je de schrijfwijze van dit deel:
  • keukenraam, havenmeester
Uitzondering 2: als het eerste deel van de samenstelling verwijst naar een persoon of zaak die uniek is, schrijf je de -e:
  • zonneschijn, maneschijn, Koninginnedag
Uitzondering 3: als de hele samenstelling een bijvoeglijk naamwoord is, schrijf je een -e:
  • beregoed, reuzespannend, stekeblind

Slide 31 - Tekstslide

Aaneenschrijven tussenletters
Een samenstelling krijgt als tussenletter een s als je het woord uitspreekt met een tussen s. Hoor je die s niet? Schrijf hem dan niet.
  • broekspijp
  • verkiezingstijd
  • verkiezingsstrijd
Bij een woord als verkiezingsstrijd kun je niet horen of het woord met één of twee s'en geschreven moet worden. Vervang dan het tweede woord voor een woord dat niet met de s begint. Hoor je dan de tussen s? Schrijf dan dubbel s.

Slide 32 - Tekstslide

geweten..vraag

Slide 33 - Woordweb

indianen..verhaal

Slide 34 - Woordweb

bakker..room

Slide 35 - Woordweb

stad..schouwburg

Slide 36 - Woordweb

Werkvorm
Ik laat steeds 2 woorden zien in een kleur. Bij welke kleur is het woord goed aaneengeschreven?
Sla je vliegenmepper 1x op deze kleur.
timer
5:00

Slide 37 - Tekstslide


Boekekast

Boekenkast

Slide 38 - Tekstslide

Ziektebeeld
Ziektenbeeld

Slide 39 - Tekstslide

Groentesoep
Groentensoep

Slide 40 - Tekstslide

Zonneschijn
Zonnenschijn

Slide 41 - Tekstslide

Reuzenspannend
Reuzespannend

Slide 42 - Tekstslide

Gedachtengoed
Gedachtegoed

Slide 43 - Tekstslide

Apetrots
Apentrots

Slide 44 - Tekstslide

Hondeshow
Hondenshow

Slide 45 - Tekstslide

Opdrachten deze week
  • 2F | taalverzorging | spelling | accentwoorden en tremawoorden | opdracht 1 t/m 3
  • 2F | taalverzorging | spelling | bezits-s | opdracht 1 t/m 3
  • 2F | taalverzorging | spelling | aaneenschrijven | opdracht 1 t/m 3 

Slide 46 - Tekstslide