Breuken en kommagetallen

• Rekenen
• MBO
• Studiejaar 1

Breuken en kommagetallen

Niet heel

1/2   0f  0,3

Breuk

boven de streep = teller

onder de streep = noemer

Breuken optellen

Kan alleen als noemers (onder de streep) gelijk zijn

Gelijk maken

1/2  +  4/10 = ?

van 1/2 maak je tienden

je vermenigvuldigt de getallen boven en onder de streep met HETZELFDE getal  --> 5/10 + 4/10 = 9/10

Vereenvoudigen

= kleiner maken

3/6 = ?

je deelt de getallen boven en onder de streep door HETZELFDE getal --> 3/6 = 1/2    8/10 = 4/5

Helen eruit halen

Als het getal boven de streep groter is dan onder de streep dan moet je de "hele(n)" er uit halen

bv : 3/2 = ?   16/10 = ?        

Kommagetal

1e cijfer achter komma = tienden

2e cijfer achter komma = honderdste

3e cijfer achter komma = duizendste

enz

Van Komma naar breuk

Uitspraak ! 

0,1 = ééntiende dus 1/10

0,23 = drieëntwintighonderdste dus 23/100

Van Breuk naar Komma

Rekenmachine !

1/8 =  1 : 8 = 0,125

In de breuk 3/10 is de 3...

1. de noemer
2. de teller
3. een derde
4. de eenheid

In het getal 0,568 is de 6...

1. 6 honderdste
2. 6 duizendste
3. 6 tiende
4. 60

Wat is evenveel als 3/15

1. 3/5
2. 2/14
3. 4/5
4. 1/5

Hoeveel is 30/25 ?

1. 1 5/25
2. 2 1/5
3. 1 25/30
4. 2 5/30

Hoeveel is 0,597

1. 7 59/100
2. 5 97/100
3. 597/100
4. 597/1000

Hoeveel is 0,25?

1. 1/3
2. 1/5
3. 1/4
4. 1/6