Week 38

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Herzlich Willkommen!

Deutsch Periode 1 

Inhalt der Stunde

1. Lernziele diese Stunde
2. Wiederholung Wochentage, Es geht mir ..., Zahlen
3. Grammatik: Sich vorstellen mit Verben (werkwoorden)
4. Praktische Aufgabe in Woche 40 (uitleg filmproject)
5. Aufgaben diese Woche

1. Lernziele diese Stunde

Am Ende dieser Stunde kannst du ...

• ... mezelf met behulp van de werkwoorden sein, haben, wohnen, heißen, lieben / mögen in het Duits voorstellen (naam - woonplaats - familie - hobby). 
• ... iemand vragen hoe die heet, hoe oud hij/zij is, waar die woont en of diegene huisdieren heeft.

2. Wiederholung 

Wochentage , Es geht mir... , Zahlen

Mir geht es ...

Mir geht es ...

Ich bin ...

Ich bin ...

Ich bin ...

Die Zahlen

üben mit Quizlet

quizlet.com

3. Sich vorstellen

Opdracht PowerPoint:

Maak een Powerpoint van jezelf, eventueel met foto's, en schrijf hoe je heet, hoe oud je bent, wie je familieleden en/of vrienden zijn, over huisdieren en hobby's in het Duits.

4. Sich vorstellen: Das Verb sein

Belangrijk werkwoord!

• Ich bin Nadine und ich bin 47 Jahre alt. Ich bin Deutschlerhrerin. 
• Er ist mein Mann und mein bester Freund.Er ist Raymond und ist 56 Jahre alt.
• Meine Mutter ist Deutsche. Mein Vater ist Italiener. 
• Meine Kinder  sind meine Katzen. 

Dus: belangrijk werkwoord als je jezelf wilt voorstellen!

4. Sich vorstellen: Das Verb sein

ik ben	ich bin
jij bent	du bist
hij/zij/het is	er/sie/es ist
wij zijn	wir sind
jullie zijn	ihr seid
zij (mv) zijn / u bent	sie sind / Sie sind

Kijk eens naar het overzicht. Wat valt je op?

Textbuch, Seite 25

Kijk eens naar het overzicht. Wat valt je op?

Wat valt je op aan het werkwoord 'sein'?

3. Sich vorstellen: Das Verb sein

ik ben	ich bin
jij bent	du bist
hij/zij/het is	er/sie/es ist
wij zijn	wir sind
jullie zijn	ihr seid
zij (mv) zijn / u bent	sie sind / Sie sind

• Het is onregelmatig! Uit je hoofd leren!
  
• De vormen wij (wir) & sie/Sie (zij, mv & U) zijn altijd hetzelfde!

Vertel in het Duits hoe je heet:
Ik ben ______ (naam invullen).

Vertel in het Duits hoe oud je bent:
Ik ben ____ jaar oud (Jahre alt).

Vertel in het Duits dat dit jouw vader (met naam)is:
Dit (Dies) is mijn vader (Vater) ____ .

3. Sich vorstellen: Das Verb haben

Belangrijk werkwoord!

• Ich bin Kitty. Ich habe blonde Haare. Ich habe blaue Augen.
• Ich habe keine Haustiere. 
• Mein Vater hat einen Hund. Der Hund ist Sam.  
• Mein Bruder hat einen Sohn. Mein Cousin ist Owen. Er ist 16 Monate alt. 

Dus: belangrijk werkwoord als je jezelf wilt voorstellen!

3. Sich vorstellen: Das Verb haben

ik heb	ich habe
jij hebt	du hast
hij/zij/het heeft	er/sie/es hat
wij hebben	wir haben
jullie hebben	ihr habt
zij (mv) hebben / u heeft	sie haben / Sie haben

Textbuch, Seite 25

Kijk eens naar het overzicht. Wat valt je op?

3. Sich vorstellen: Das Verb haben

ik heb	ich habe
jij hebt	du hast
hij/zij/het heeft	er/sie/es hat
wij hebben	wir haben
jullie hebben	ihr habt
zij (mv) hebben / u hebt	sie haben / Sie haben

• Het is onregelmatig! Uit je hoofd leren!
  
• De vormen wij (wir) & sie/Sie (zij, mv & U) zijn altijd hetzelfde!

Ergänze
Ich _________ braune Haare.

1. habe
2. hast
3. hat
4. haben

Ergänze
Wir ________ heute Deutschunterricht.

1. habe
2. hast
3. haben
4. habt

Ergänze
Er ________ eine Katze.

1. habe
2. hast
3. hat
4. haben

3. Sich vorstellen - met werkwoorden

Hallo! Ich heiße Tom. Ich wohne in London. Ich bin 26 Jahre alt. Ich liebe turnen, Fußball und tanzen. Einige Monate im Jahr wohne ich auch in New York. Meine Freundin wohnt in Los Angelos. Sie spielt in Filme. Sie liebt tanzen, singen und Musik hören. 

Textbuch, Seite 25

Kijk eens naar het overzicht. Wat valt je op?

3. Sich vorstellen - met werkwoorden

Nederlands	Duits
ik woon	ich wohn e
jij woont	du wohn st
hij/zij/het woont	er/sie/es wohn t
wij wonen	wir wohn en
jullie wonen	ihr wohn t
zij wonen / u woont	sie wohn en / Sie wohn en

• Er is een basisvorm:               hele werkwoord - en 
• Achter de basisvorm volgt een uitgang.
• Dit geldt voor alle regelmatige werkwoorden, bijvoorbeeld: spielen - lieben - machen 
• Ezelsbruggetje:
  (fe-) e-st-t-en-t-en

3. Sich vorstellen - met werkwoorden

Hallo! Ich heiße Tom. Ich wohne in London. Ich bin 26 Jahre alt. Ich liebe turnen, Fußball und tanzen. Einige Monate im Jahr wohne ich auch in New York. Meine Freundin wohnt in Los Angelos. Sie spielt in Filme. Sie liebt tanzen, singen und Musik hören. 

• Het onderwerp is altijd gekoppeld aan het werkwoord. (Onderwerp in een zin vinden met de vraag: Wie / Wat + persoonsvorm? - Wie wohnt = Meine Freundin (zij)).
• Je hoort altijd een uitgang bij een werkwoordsvorm. 
• Dit lijkt heel erg op het Nederlands!

3. Sich vorstellen - met werkwoorden

Nederlands	Duits
ik heet	ich heiß e
jij heet	du hei ßt
hij/zij/het heet	er/sie/es hei ßt
wij heten	wir heiß en
jullie heten	ihr heiß t
zij heten / u heet	sie heiß en / Sie heiß en

• Duitsers houden er niet van om dubbele letters uit te spreken.  
• Bij werkwoorden met een basisvorm op -s/ -ß/ -z krijg je bij de du-vorm geen extra -s. Die hoor je al!

Wie ___________ du?

1. heiße
2. heißt
3. heißen

Vul in:
Ich _________ Tom.

1. heiße
2. heißt
3. heißen

Vul in:
Ich _________ in München.

1. wohne
2. wohnst
3. wohnt
4. wohnen

Vul in:
Wo _________ du?

1. wohne
2. wohnst
3. wohnt
4. wohnen

Vul in:
Tom _________ in New York.

1. wohne
2. wohnst
3. wohnt
4. wohnen

Vul in:
Wie _________ seine Freundin?

1. heiße
2. heißt
3. heißen

Vul in:
Seine Freundin _________ MJ.

1. heiße
2. heißt
3. heißen

Vul in:
Was _________ Tom?

1. liebe
2. liebst
3. liebt
4. lieben

Vul in:
Tom _________ Fußball, tanzen und Musik.

1. liebe
2. liebst
3. liebt
4. lieben

Vul in:
Was _________ du?

1. liebe
2. liebst
3. liebt
4. lieben

4. Uitleg filmproject

Praktische Aufgabe Periode 1 (telt 2x mee)

Filmprojekt "Das bin ich!" (in week 40 inleveren)

Link Padlet (klas H2.du1 Nadine):

ToetsDuitsWeek40-du1

Link Padlet (klas H2.du2 Nadine):

ToetsDuitsWeek40-du2

5. Aufgaben dieser Woche

Aufgaben 

• E. Mein Avatar und ich: TB, Seite 21 & AB, Seite 18 - 20
• Antwoorden controleren
• Opdrachten Padlet - Kwaliteitsbesef doen (kolom 1 t/m 4) & Opdracht 1 (kolom 7)

Lernen 

• Mein Wortschatz: Seite 26- 29 (D-N & N-D)

D-N = van Duits naar Nederlands

N-D = van Nederlands naar Duits

Je leert de woordjes dus beide kanten op!

6. Check der Lernziele 

Am Ende dieser Stunde kann ich ...

• ... mezelf met behulp van de werkwoorden sein, haben, wohnen, heißen, lieben in het Duits voorstellen (naam - woonplaats - familie - hobby). 

Beantwoord de volgende 5 vragen in het Duits in hele zinnen: 

Vertel in het Duits welke kleur jouw ogen hebben:
bijv.: Ik heb groene ogen (grüne Augen).

Vertel in het Duits of jouw tante huisdieren heeft:
Bijv.: Zij heeft geen huisdieren (keine Haustiere).
Zij heeft een ... (ein Hund / eine Katze...)

Beantwoord de volgende vraag in het Duits in een hele zin:

Wie heißt du?

Beantwoord de volgende vraag in het Duits in een hele zin:

Wo wohnst du?

Beantwoord de volgende vraag in het Duits in een hele zin:

Was liebst du?