t2_Sichvorstellen_haben

Herzlich Willkommen!
Deutsch Periode 1 - Verb 'haben' 

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Herzlich Willkommen!
Deutsch Periode 1 - Verb 'haben' 

Slide 1 - Tekstslide

Inhalt der Stunde
  1. Lernziele dieser Stunde
  2. Wiederholung des Verbes sein
  3. Sich vorstellen: Das Verb haben
  4. Aufgaben dieser Woche
  5. Lernzielkontrolle

Slide 2 - Tekstslide

1. Lernziele dieser Stunde
Am Ende dieser Stunde kann ich ...
  • ... mezelf met behulp van de werkwoorden haben & sein voorstellen. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

2. Wiederholung des Verbes sein
ik ben
ich bin
jij bent
du bist
hij/zij/het is
er/sie/es ist
wij zijn
wir sind
jullie zijn
ihr seid
zij (mv) zijn / u bent
sie sind / Sie sind
  • Het is onregelmatig! Uit je hoofd leren!
  • De vormen wij (wir) & sie/Sie (zij, mv & U) zijn altijd hetzelfde!

Slide 5 - Tekstslide

Ergänze:
Das ______ Yasmin.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 6 - Quizvraag

Ergänze:
Yasmin ______ 14 Jahre alt.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 7 - Quizvraag

Ergänze:
Sie (ev) ______ immer sehr lieb.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 8 - Quizvraag

Ergänze:
Wer ______ du?
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 9 - Quizvraag

Ergänze:
Ich ______ Adam.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 10 - Quizvraag

Ergänze:
Wie alt _______ du?
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 11 - Quizvraag

Ergänze:
Ich _______ 37 Jahre alt?
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

3. Sich vorstellen: Das Verb haben
Belangrijk werkwoord!
  • Ich bin Kitty. Ich habe blonde Haare. Ich habe blaue Augen.
  • Ich habe keine Haustiere. 
  • Mein Vater hat einen Hund. Der Hund ist Sam.  
  • Mein Bruder hat einen Sohn. Mein Cousin ist Owen. Er ist 16 Monate alt. 

Dus: belangrijk werkwoord als je jezelf wilt voorstellen!

Slide 14 - Tekstslide

3. Sich vorstellen: Das Verb haben
ik heb
ich habe
jij hebt
du hast
hij/zij/het heeft
er/sie/es hat
wij hebben
wir haben
jullie hebben
ihr habt
zij (mv) hebben / u heeft
sie haben / Sie haben
Kijk eens naar het overzicht. Wat valt je op?

Slide 15 - Tekstslide

Wat valt je op aan het werkwoord 'haben'?

Slide 16 - Open vraag

3. Sich vorstellen: Das Verb haben
ik heb
ich habe
jij hebt
du hast
hij/zij/het heeft
er/sie/es hat
wij hebben
wir haben
jullie hebben
ihr habt
zij (mv) hebben / u hebt
sie haben / Sie haben
  • Het is onregelmatig! Uit je hoofd leren!
  • De vormen wij (wir) & sie/Sie (zij, mv & U) zijn altijd hetzelfde!

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Ergänze
Ich _________ braune Haare.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 19 - Quizvraag

Ergänze
Wir ________ heute Deutschunterricht.
A
habe
B
hast
C
haben
D
habt

Slide 20 - Quizvraag

Ergänze
Er ________ eine Katze.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 21 - Quizvraag

Ergänze
Die Katze ________ grüne Augen.
A
habe
B
hat
C
haben
D
hast

Slide 22 - Quizvraag

Vertel in het Duits dat je groene ogen hebt:
Ik heb groene ogen (grüne Augen).

Slide 23 - Open vraag

Vraag in het Duits of jij huisdieren hebt:
Heb jij huisdieren (Haustiere)?

Slide 24 - Open vraag

Vertel in het Duits dat wij veel boeken hebben:
Wij hebben veel boeken (viele Bücher).

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

4. Aufgaben dieser Woche
Aufgaben dieser Woche
  • D. Chat mit Clara: TB, Seite 20 & AB, Seite 15 t/m 17
  • G. Feste und Feiertage: TB, Seite 23 & AB, Seite 22-23
  • Antwoorden nakijken

Lernen dieser Woche
  • Klassensprache (D-N & N-D) - herhaling
  • Begrüßung und Abschied (D-N & N-D)
  • Wie geht's dir? (D-N & N-D)
  • Die Wochentage, die Monate und das Datum (D-N & N-D)
D-N = van Duits naar Nederlands
N-D = van Nederlands naar Duits

Je leert de woordjes dus beide kanten op!

Slide 27 - Tekstslide

5. Lernziele dieser Stunde
Am Ende dieser Stunde kann ich ...
  • ... mezelf met behulp van de werkwoorden haben & sein voorstellen.

Vertel in het Duits (in de ik-vorm)
  • je naam
  • je leeftijd (getallen in cijfers opschrijven)
  • je kleur ogen
  • je haarkleur

Slide 28 - Tekstslide

Vertel in het Duits (in de ik-vorm) in hele zinnen:
- je naam
- je leeftijd
- je kleur ogen (blau - grün - braun)
- je haarkleur (blond - braun - schwarz)

Slide 29 - Open vraag