Hoofdstuk 3 - Op stoom (3.2 t/m 3.4)


Op stoom

3.2 Het Koninkrijk der Nederlanden

Tijd van Burgers & Stoommachines (1800 - 1900)
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Op stoom

3.2 Het Koninkrijk der Nederlanden

Tijd van Burgers & Stoommachines (1800 - 1900)

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 3.2
Hoofddoel
Aan het einde van deze presentatie kun je in eigen woorden uitleggen
hoe het Koninkrijk der Nederlanden werd geregeerd vóór en ná 1848.


Kernbegrippen
  • Grondwet
  • Ministers
  • Volksvertegenwoordiging
  • Conservatieven & Liberalen
  • Democratie
  • Kiesrecht

Slide 2 - Tekstslide

1815:
Het Verenigd Koninkrijk
der Nederlanden

  • Napoleon verslagen bij Waterloo

  • Een bufferstaat tegen Frankrijk: 
     Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
     (Nederland + België + Luxemburg)

  • Koning Willem I
     (Zoon van stadhouder Willem V )

Slide 3 - Tekstslide

"Koning-koopman"
  • Koning Willem I wilde zijn land en onderdanen rijk en welvarend maken.
     Richtte de Nederlandse Handelsmaatschappij op om investeringen te doen:
     - Kanalen graven en spoorlijnen aanleggen
     - Handel met Indië verbeteren

Slide 4 - Tekstslide

1830-1839:
België onafhankelijk
Grote onderlinge verschillen
  • Taal: Nederlands en Frans
  • Geloof: Protestants en Katholiek
  • "Hollanders worden voorgetrokken!"

  • Belgische Revolutie 


Slide 5 - Tekstslide

Gevolgen
  • 1831:  Leopold I wordt de eerste Belgische koning

  • 1831:  Tiendaagse Veldtocht

  • 1839:  Koning Willem I erkent de onafhankelijkheid

  • 1840:  Koning Willem I treedt af

Slide 6 - Tekstslide

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • Een koninkrijk met een grondwet
     Wetten die het bestuur en de regels van een land bepalen.

  • Beperkte de grondwet de macht van de koning? Nee!
     1. Koning Willem I mag zelf de leden van de Eerste Kamer benoemen.
     2. Koning Willem I mag zelf de ministers (raadgevers) benoemen en ontslaan.
     3. Koning Willem I mag zelf regeren per ‘koninklijk besluit 

  • Koning Willem I had dus veel macht en wilde zo veel mogelijk zelf beslissen!
     Hij werkte dan ook nauwelijks samen met de volksvertegenwoordiging  
     De naam voor het parlement (Eerste Kamer + Tweede Kamer)

Slide 7 - Tekstslide

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • Conservatieven: Alles bij het oude laten
     - Tegen de ideeën van de Franse Revolutie
     - Tegen een grote invloed van het volk op het bestuur
     - Politieke besluitvorming is een zaak van de koning
     - De koning moet zich laten assisteren door de elite

  • Liberalen: Alles veranderen
     - Vóór de ideeën van de Franse Revolutie
     - Vóór burgerlijke vrijheid van godsdienst, vereniging etc.
     - Politieke besluitvorming is een zaak van het volk
     - Niet de koning, maar de ministers zijn verantwoordelijk voor het bestuur

Slide 8 - Tekstslide

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • Koning Willem I werd in 1840 opgevolgd door zijn zoon.
     Koning Willem II wilde net als zijn vader alles zelf beslissen.

  • Problemen:
      1845
      Hongersnood door mislukte oogsten

      1848
      Revoluties in heel Europa  ->   Het volk eist invloed op het bestuur!
      Koning Willem II is bang     ->   In 1 nacht van Conservatief naar Liberaal!
                 

Slide 9 - Tekstslide

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Koning Willem I laat de grondwet wijzigingen door Thorbecke (liberaal)
 
Verkiezingen
Alleen mensen die een bepaald bedrag aan belasting betalen mogen stemmen.
Zij kiezen de leden van de Tweede Kamer en de Provinciale Staten.
De leden van de Provinciale Staten kiezen de leden van de Eerste Kamer.

Macht van de koning ingeperkt
Ministers moeten voor elke beslissing toestemming vragen aan het parlement.
Ministers zijn verantwoording schuldig aan het parlement
(dus ook voor de daden van de koning)

Slide 10 - Tekstslide

Kernbegrippen
  • Grondwet     
     
    Wetten die het bestuur en de regels van een land bepalen.
  • Ministers
     Tot 1848 de raadgevers van de koning. Na 1848 de bestuurders van het land.
  • Volksvertegenwoordiging
     
    Groep mensen die door het volk gekozen zijn om het land te besturen.

  • Democratie
  • Kiesrecht
Kernbegrippen 3.2
  • Grondwet
     Wetten die het bestuur en de regels van een land bepalen.
  • Ministers
     Tot 1848 de raadgevers van de koning. Na 1848 de bestuurders van het land.
  • Volksvertegenwoordiging
     Groep mensen die door het volk gekozen zijn om het land te besturen.
  • Conservatieven
     Politieke stroming die tegen grote veranderingen op het bestuur is.
  • Liberalen
     Politieke stroming die vóór grote veranderingen op het bestuur is.
  • Democratie
     Bestuursvorm waarbij het volk via volksvertegenwoordigers invloed heeft.
  • Kiesrecht
     Het recht om een volksvertegenwoordiger te kiezen en te worden.

Slide 11 - Tekstslide


Op stoom

3.3 Wonen in een industriestad

Tijd van Burgers & Stoommachines (1800 - 1900)

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen 3.3
  • Jullie kunnen een juiste omschrijving geven van het begrip 'urbanisatie'.

  • Jullie kunnen verklaren waarom de eerste fabrieken in Nederland in de buurt
     van steden, rivieren, kanalen en spoorlijnen werden gebouwd. 

  • Jullie kunnen in eigen woorden uitleggen waarom de leefomstandigheden voor   de Nederlandse fabrieksarbeiders tijdens de Industriële Revolutie als 'vies en druk' 
     worden omschreven.

Slide 13 - Tekstslide

Industriële Revolutie (1750-1900)
  • Door de uitvinding van de stoommachine veranderde de productie-methode:
     - Huisnijverheid (handmatig werken)
     - Machinaal (fabrieken)

Slide 14 - Tekstslide

Fabrieken in Nederland 
Bij voorkeur gebouwd in de buurt van kanalen, rivieren, spoorlijnen.
  •  Handig voor het vervoer van grondstoffen en fabrieksproducten.

Bij voorkeur gebouwd in de buurt van steden.
  • Handig voor het aantrekken van nieuwe arbeiders.

Slide 15 - Tekstslide

Industriële Revolutie (1750-1900)
  • In de fabrieken werd dankzij de machines snel en goedkoop geproduceerd.
     De boeren en ambachtslieden konden hier niet tegenop concurreren. 

  • Hun inkomen daalde snel doordat ze hun producten niet meer verkocht kregen.
     Veel boeren zagen maar één oplossing: verhuizen naar de stad.
     Ze hoopten daar werk in een fabriek te vinden, en zo een beter bestaan.

  • Urbanisatie:
     De groei van steden doordat mensen van het platteland naar de stad verhuizen.
     Hierdoor groeiden de steden in ons land overal waar industrie kwam.

Slide 16 - Tekstslide

Vies en druk
  • De nieuwe industriesteden groeiden snel.
     Gevolg:   Gebrek aan betaalbare woonruimte. 

  • Huiseigenaren verbouwden hun huis zodat er veel gezinnen in konden. 
     Weinig privacy en geen onderhoud: 'Krottenwoningen' en 'Krottenwijken'
     Klaagde een bewoner, dan was er iemand anders die er graag wilde wonen.

  • Er was geen riolering, het drinkwater kwam vaak uit de gracht.
     Epidemieën (cholera, tbc, tyfus etc.) zorgden regelmatig voor vele doden.

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen 3.3
  • Jullie kunnen een juiste omschrijving geven van het kernbegrip 'urbanisatie'.
     Stedelijke groei doordat mensen verhuizen van het platteland naar de stad.

  • Jullie kunnen verklaren waarom de eerste fabrieken in Nederland in de buurt
     van steden, rivieren, kanalen en spoorlijnen werden gebouwd. 
     Handig voor het vervoer van grondstoffen en fabrieksproducten.
     Handig voor het aantrekken van nieuwe arbeiders.
      
  • Jullie kunnen in eigen woorden uitleggen waarom de leefomstandigheden voor   de Nederlandse fabrieksarbeiders tijdens de Industriële Revolutie als 'vies en druk
     worden omschreven.

Slide 18 - Tekstslide


Op stoom

3.4 De strijd van de arbeiders

Tijd van Burgers & Stoommachines (1800 - 1900)

Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen 3.4
Hoofddoel
Jullie kunnen in eigen woorden uitleggen hoe de arbeiders hun leef- en werkomstandigheden in de 20e eeuw probeerden te verbeteren. 

Kernbegrippen
  • Kinderarbeid
  • Vakbonden
  • Socialisten
  • Algemeen Kiesrecht
  • Feministen
  • Emancipatie

Slide 20 - Tekstslide

Ongezond en gevaarlijk werk
  • Slechte werkomstandigheden: 
     - Donker, lawaai, benauwd, onveilig 
     - Lange dagen en lage lonen


  • Vrouwen- en kinderarbeid was noodzakelijk. 
     Kinderen gingen helemaal niet naar school!

  • Klagen, staken of wegblijven betekende ontslag...
     Arbeiders richtten vakbonden op om de werkomstandigheden te verbeteren.

Slide 21 - Tekstslide

Liberalen & Socialisten
  • Liberalen
     - Meerderheid in de Tweede Kamer
     - "Ieder mens mag doen wat hij/zij wil, zolang diegene zich aan de wet houdt"
     - "De overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien het volk en de economie"
     - "De allerarmsten kunnen op eigen kracht uit de armoede komen"

  • Socialisten
     - "Wij willen betere leef- en werkomstandigheden voor de fabrieksarbeiders! "
     - "Wij eisen hogere lonen en een uitkering voor zieken en ouderen! "
     - Voorstanders van het Algemeen Kiesrecht (kiesrecht voor iedereen)

Slide 22 - Tekstslide

Socialisten
  • 1881:    Oprichting van de Sociaal-Democratische Bond (SDB)
                  Ferdinand Domela Nieuwenhuis: 
                  "Nederlandse samenleving veranderen door een arbeidersrevolutie!" 

  • 1894:   De SDB raakte onderling verdeeld:
                  Oprichting van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP)

  • 1946:   Oprichting van de Partij van de Arbeid (PVDA)

  • 2023:   Partij van de Arbeid en GroenLinks gaan samenwerken


Slide 23 - Tekstslide

De strijd om emancipatie
  • In de grondwet van 1848 waren vrijheid en gelijkheid centrale waarden.
     Deze waarden werden alleen niet streng nageleefd:
     “Vrouwen zijn handelingsonbekwaam; mogen geen overeenkomsten sluiten

  • Rond 1860 nam de welvaart in Nederland toe.
     Vrouw- en kinderarbeid was niet meer noodzakelijk.
     De man werd kostwinner.
     Veel Nederlanders waren daar tevreden mee. 


Slide 24 - Tekstslide

De strijd om emancipatie
  • Vanaf 1870 kwam er verzet tegen de achterstelling van vrouwen.
     Groepen vrouwen streefden naar emancipatie:
     Gelijke rechten voor een groep die wordt achtergesteld.

  • De feministen gingen zich hier het meest voor inzetten:
     - Meestal afkomstig uit rijke families.
     - Eisten economische gelijkheid en vrouwenkiesrecht. 


  • Aletta Jacobs (1854-1929)
     - Eerste vrouw aan een Nederlandse universiteit
     - Eerste vrouwelijke arts van Nederland

Slide 25 - Tekstslide

Kernbegrippen
  • Grondwet     
     
    Wetten die het bestuur en de regels van een land bepalen.
  • Ministers
     Tot 1848 de raadgevers van de koning. Na 1848 de bestuurders van het land.
  • Volksvertegenwoordiging
     
    Groep mensen die door het volk gekozen zijn om het land te besturen.

  • Democratie
  • Kiesrecht
Kernbegrippen 3.4
  • Kinderarbeid
     De situatie waarbij kinderen (verplicht) aan betaald werk doen.
  • Vakbond
     Vereniging van werknemers die zich inzet voor het verbeteren van de leef- en
     werkomstandigheden van arbeiders. 
  • Socialisten
     Mensen die vinden dat de overheid iedereen die het moeilijk heeft moet helpen.
  • Algemeen Kiesrecht
     Kiesrecht voor iedereen, ongeacht geslacht, geloof of beroep etc.
  • Feministen
     Mensen die strijden voor gelijke rechten tussen man en vrouw. 
  • Emancipatie
     Streven naar gelijke rechten voor een groep mensen die wordt achtergesteld. 

Slide 26 - Tekstslide