V2b: voorbereiding toets Chapitre 1

1. Vocabulaire en phrases-clés
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1. Vocabulaire en phrases-clés

Slide 1 - Tekstslide

Traduis le mot:
"au printemps"
A
in de zomer
B
in de lente
C
in de herfst
D
in de winter

Slide 2 - Quizvraag

Traduis le mot:
"la rentrée"
A
de ontmoeting
B
de ontdekking
C
de eerste schooldag
D
het vliegtuig

Slide 3 - Quizvraag

Traduis le mot:
"ten eerste"
A
d'abord
B
enfin
C
trop
D
presque

Slide 4 - Quizvraag

Traduis le mot:
"het klimmen"
A
l'escalade
B
le château
C
faire les magasins
D
la montagne

Slide 5 - Quizvraag

Hoe vraag je in het Frans of het mooi weer was?

Slide 6 - Open vraag

Hoe vraag je in het Frans waar iemand naartoe is geweest?

Slide 7 - Open vraag

Répondez aux questions en français:
"Tu as passé de bonnes vacances?"

Slide 8 - Open vraag

Répondez aux questions en français:
"Qu'est-ce que tu as fait cet été?"

Slide 9 - Open vraag

Répondez aux questions en français:
"Vous avez fait du camping?"

Slide 10 - Open vraag

2. Grammatica

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van 'être'
A
êtré
B
été

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van 'faire'
A
fairé
B
fait

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van 'avoir'
A
avoiré
B
eu

Slide 14 - Quizvraag

Complète la phrase au passé composé:
"J'(passer) de très bonnes vacances!"

Slide 15 - Open vraag

Complète la phrase au passé composé:
"Nous (faire) l'escalade dans la montagne."

Slide 16 - Open vraag

Complète la phrase au passé composé:
"Mon frère et moi, on (avoir) un peu peur au début"

Slide 17 - Open vraag

Complète la phrase au passé composé:
"Mes amis (être) chez nous la première semaine de juillet."

Slide 18 - Open vraag

Complète la phrase:
"Est-ce que c'est (jouw) tente?"

Slide 19 - Open vraag

Complète la phrase:
"J'ai été en Belgique avec (mijn) amie."

Slide 20 - Open vraag

Complète la phrase:
"Juliette a visité le Louvre avec (haar) petit-ami."

Slide 21 - Open vraag

Complète la phrase:
"Théo a été en France avec (zijn) parents."

Slide 22 - Open vraag

4. Zelfevaluatie

Slide 23 - Tekstslide

Hoe ging het met het vertalen de woordjes?
A
uitstekend
B
goed
C
redelijk
D
niet zo goed

Slide 24 - Quizvraag

Hoe ging het met het vertalen de zinnen?
A
uitstekend
B
goed
C
redelijk
D
niet zo goed

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heb je de vragen over de passé composé gemaakt?
A
uitstekend
B
goed
C
redelijk
D
niet zo goed

Slide 26 - Quizvraag

Hoe heb je de vragen over het bezittelijk voornaamwoord gemaakt?
A
uitstekend
B
goed
C
redelijk
D
niet zo goed

Slide 27 - Quizvraag