Klas 2 AG spelling

Nederlands
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag

- Uitleg spelling H3+H4
- Opdrachten maken spelling

Slide 3 - Tekstslide

Spelling 
Pak je boek op blz.98 (H3)

1. Koppelteken  2. weglatingsstreepje
-                  -    -           -                                -                -
-          -                                              -                                                 -
    -                                 -                                           -

Slide 4 - Tekstslide

Lastig te lezen woorden: autoonderdeel / skievenement
Hoe kun je dit oplossen?

Slide 5 - Open vraag

1. Koppelteken
- liggend streepje
- oplossing: woord beter te lezen 

ski-jas: anders lees je        ij
ski-evenement: anders lees je ie
skistok wel goed en geen koppelteken nodig



Slide 6 - Tekstslide

Wat is correct gespeld?
A
dominoeffect
B
domino-effect
C
domino effect

Slide 7 - Quizvraag

Koppelteken
1. mango-ijs
2. doe-het-zelver / huis-aan-huis
3. na-apen / havo-opleiding
4. A4-formaat / Sint-Maarten
5. Zuid-Spanje
6. ex-roker  
7. on-Hollands
8. zwart-wit

Slide 8 - Tekstslide

Noord Afrikaan
A
Noord-Afrikaan
B
NoordAfrikaan
C
Noord Afrikaan

Slide 9 - Quizvraag

Het weglatingsstreepje
Voorbeelden:

in- en uitvoer / jongensjassen en -petten  /  keel- en neusarts

Je laat een deel van het woord weg en in die plaats zet je een 
-      (weglatingsstreepje)

Slide 10 - Tekstslide

kerstbomen en kerstballen
A
kerstbomen en kerstballen
B
kerst- en kerstballen
C
kerstbomen en -ballen

Slide 11 - Quizvraag

Spelling H3
Pak je boek op blz.98 
Maak opdracht 1+2

5 min

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Spelling H4
Boek blz.132 samenstellingen

twee woorden die je aan elkaar plakt

zonnen + scherm = zonnenscherm
dieren + arts = dierenarts
moeder + kindje = moederskindje


Slide 14 - Tekstslide

Formuleer een samenstelling (twee woorden die aan elkaar zijn geplakt)

Slide 15 - Woordweb

Samenstellingen
tussenletters tussen de twee woorden
     (e)n
- koek + pan = koekenpan      (koek heeft als meervoud koeken)
- rijst + pap + rijstepap      (rijst heeft geen meervoud)
s
-als je een s hoort  Valentijnsdag +            lastig bruidssluier/   bruidsjapon

Slide 16 - Tekstslide

onweer+bui
A
onweerbui
B
onweerenbui
C
onweersbui
D
onweer-bui

Slide 17 - Quizvraag

spin + wiel
A
spinnenwiel
B
spinnewiel
C
spinnen-wiel
D
spinwiel

Slide 18 - Quizvraag

Spelling H4
Pak je boek op blz.132 en maak  1+ 2 +3

8 minuten

Slide 19 - Tekstslide