Will + adverbs

Will
She will go tomorrow
She won't go tomorrow
Will she go tomorrow?
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Will
She will go tomorrow
She won't go tomorrow
Will she go tomorrow?

Slide 1 - Tekstslide

Vul in de juiste vorm van Will
I___________(carry) that for you

Slide 2 - Open vraag

________(we/bring) them some chocolate?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Adverbs
Adverbs zijn bijwoorden die aangeven hoe iets precies is gedaan wordt.

Slide 5 - Tekstslide

Adverbs and adjectives.

adverbs = bijwoorden
adjectives = bijvoegelijke naamwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Adjectives(bijv. naamw.) 
Zeggen iets over mensen, dieren of dingen.
The weather is nice
That is a sweet cat

Slide 7 - Tekstslide

Adverb
Zeggen vaak iets over het werkwoord of over het bijvoegelijk naamwoord
My dad is a really strong man
That's an incredibly sweet cat
Adverbs krijgen meestal -ly achter het woord

Slide 8 - Tekstslide

Adjective(bn) or adverb(bw)?
That is a (red) car
A
adjective
B
adverb

Slide 9 - Quizvraag

Adjective(bn) or adverb(bw)
your hair is (beautiful)
A
adjective
B
adverb

Slide 10 - Quizvraag

Adjective(bn) or adverb(bw)
The students danced (beautifully)
A
adjective
B
adverb

Slide 11 - Quizvraag

Onthouden
Adjective (bn) = zegt iets over mens, dier of ding
Adverb(bw) = zegt iets over het werkwoord of bijvoeg. nw

Adverbs maak je vaak door -ly erachter te plakken

Slide 12 - Tekstslide

that is a slow car
that car is driving slowly

Slide 13 - Tekstslide

Fill in the correct form of the verb
(adverb)
You shoudn't walk too _____(quick)

Slide 14 - Open vraag

Fill in the correct form of the verb
(adverb)
He sat down very _____(quiet)

Slide 15 - Open vraag